nulmeting verwijswoorden - Formuleren H2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Welkom 

Lesdoelen

-herhalen tekstverbanden

- Je leert hoe je naar de- en het-woorden verwijst

Bij welk tekstverband hoort het woord 'daarentegen'

1. Chronologisch
2. Concluderend
3. Tegenstellend
4. Oorzaak-gevolg

Welk verband zie je?
Die mensen daar hebben ooit in Amsterdam gewoond.

1. Chronologisch
2. Concluderend
3. Tegenstellend
4. Oorzaak-gevolg

Welk verband zie je?
Ik ging met de auto, omdat er een ongeluk was gebeurd.

1. Chronologisch
2. Concluderend
3. Redengevend
4. Oorzaak-gevolg

Welk verband zie je?
Ik krijg alleen zakgeld als ik mijn kamer opruim.

1. Voorwaarde
2. Chronologisch
3. Redengevend
4. Oorzaak-gevolg

Bedenk twee zinnen met een chronologisch verband en een tegenstellend verband.

Woordgeslacht

Een zelfstandig naamwoord is een de-woord of een het-woord

De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk

Het-woorden zijn onzijdig

Het woordgeslacht kun je opzoeken in het woordenboek.

Verwijswoorden

Verwijswoorden wijzen meestal terug naar een woord dat eerder genoemd. 

Verwijzen naar de-woorden

Deze 

Die

Zie je die wisselbeker. Die krijgen we als we het toernooi vinden.

Verwijzen naar het-woorden

Dit 

Dat

Het paard dat in de wei staat. 

Wat moet je doen bij het lidwoord 'een'?

Als het lidwoord een gebruikt wordt, kun je aan een bijvoeglijk naamwoord zien of je met een de-woord of het-woord te maken hebt.

de sterke man - een sterke man

het mooie paard - een mooi paard

Bij mooi paard heeft mooi geen e, dus is paard een het-woord. 

Ken je het jongetje ... daar staat?

1. die
2. dat
3. deze
4. dit

Het slachtoffer heeft een grote wond opgelopen, ... lastig zal genezen.

1. die
2. dat
3. deze
4. dit

Ik hoop dat de docent de afspraak ... we gemaakt hebben ook echt na zal komen.

1. die
2. dat
3. deze
4. dit

Mijn broertje won gisteren zijn eerste atletiekwedstrijd en ... vond ik geweldig!

1. die
2. dat
3. deze

Mijn broertje won gisteren zijn eerste atletiekwedstrijd en ... vond ik geweldig!

1. die
2. dat
3. deze

verwijzen met deze, die, dit, dat

Deze oude tas van mij mag je wel gebruiken, maar ... nieuwe leen ik niet uit.

Ik ben naar het museum geweest, ... onlangs is geopend.

lidwoorden	de	het
woordgeslacht	m en v	o
verwijswoorden	die en deze	dit en dat
voorbeelden 3x	tafel - auto - kam	stuur - panel - bestuur
Ezelsbruggetje:de of het woord? Geef 3 voorb.	een gave trui een rode pen een leuke hond	een gaaf blad een rood bord een leuk feest

Het schema met woordgeslacht, verwijswoorden en voorbeelden.