nulmeting verwijswoorden - Formuleren H2

Welkom HV1Q
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom HV1Q

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
- Je maakt de nulmeting verwijswoorden
- Je leert hoe je naar de- en het-woorden verwijst


Slide 2 - Diapositive

Lesprogramma
- Welkom (5 min)
- Lezen Alaska (15 min)
- Nulmeting maken (10 min)
- Nulmeting nakijken (5 min)
- Uitleg: verwijzen naar de- en het-woorden (5 min)
- Zelfstandig werken (15 min)
- Afsluiting (5 min)


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Nulmeting maken
Noteer jouw naam bovenaan het blaadje
Klaar?  Leg je blaadje op de hoek van je tafel.
Denk dan in stilte na over de volgende raadsels:
1. Op welke vraag kun je nooit ‘ja’ antwoorden?
2. Op welke rails rijden geen treinen?
3. Een man werd dodelijk gewond tijdens een veldslag in 892. Hij overleed en werd begraven in 891. Rara, hoe kan dat?

Slide 5 - Diapositive

Antwoorden raadsels

1. Op welke vraag kun je nooit ‘ja’ antwoorden?
Antwoord: Slaap je?
2. Op welke rails rijden geen treinen?
De vangrails
3. Een man werd dodelijk gewond tijdens een veldslag in 892. Hij overleed en werd begraven in 891. Rara, hoe kan dat?
Het zijn jaartallen van voor Christus

Slide 6 - Diapositive

Nulmeting nakijken

Slide 7 - Diapositive

Woordgeslacht
Een zelfstandig naamwoord is een de-woord of een het-woord

De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk

Het-woorden zijn onzijdig

Het woordgeslacht kun je opzoeken in het woordenboek.

Slide 8 - Diapositive

Verwijswoorden
Verwijswoorden wijzen meestal terug naar een woord dat eerder genoemd. 

Slide 9 - Diapositive

Verwijzen naar de-woorden
Deze 
Die

Zie je die wisselbeker. Die krijgen we als we het toernooi vinden.

Slide 10 - Diapositive

Verwijzen naar het-woorden
Dit 
Dat

Het paard dat in de wei staat. 

Slide 11 - Diapositive

Wat moet je doen bij het lidwoord 'een'?
Als het lidwoord een gebruikt wordt, kun je aan een bijvoeglijk naamwoord zien of je met een de-woord of het-woord te maken hebt.
de sterke man - een sterke man
het mooie paard - een mooi paard

Bij mooi paard heeft mooi geen e, dus is paard een het-woord. 

Slide 12 - Diapositive

Aan de slag
Wat? 
mer
Hoe? individueel, je mag op fluistertoon een vraag aan elkaar stellen.
Klaar?
Maak opdracht 5 blz. 63
Bereid je voor op de volgmeting zinsontleding en werkwoordspelling  
Werk verder aan je portfolio

Slide 13 - Diapositive