Grammatica zinsontleding

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Lesdoelen
Aan het eind van deze les kun je...
... zinsdelen vinden
... zinsdelen corrrect aangeven

Aan het eind van deze les weet je...
... wat zinsdelen zijn


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Opdracht zinsdelen(in tweetallen)
* de zinsdelen horen per kleur bij elkaar
* maak zoveel mogelijk verschillende correcte zinnen en noteer deze op je chromebook in Google docs
* onderstreep in iedere zin de persoonsvorm
* zet bovenaan je blad 'zinsdelen' en bewaar het document in een mapje grammatica bij Nederlands

Slide 7 - Diapositive

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin precies?

Persoonsvorm =
A
deze
B
hoeveel
C
heeft
D
zinsdelen

Slide 8 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin precies?
A
4. Hoeveel / zinsdelen / heeft / deze zin precies?
B
5. Hoeveel / zinsdelen / heeft / deze / zin precies?
C
5. Hoeveel / zinsdelen / heeft / deze zin / precies?
D
6. Hoeveel / zinsdelen / heeft / deze / zin / precies?

Slide 9 - Quiz

Lesdoelen behaald?
Aan het eind van deze les kun je...
... zinsdelen vinden
... zinsdelen corrrect aangeven

Aan het eind van deze les weet je...
... wat zinsdelen zijn


Slide 10 - Diapositive

Huiswerk dinsdag 10 dec 6e uur
Je maakt in Google docs een document met de naam Zinsdelen huiswerk.
Je schrijft een zin met 2 zinsdelen op.
Je schrijft een zin met 3 zinsdelen op.
Je schrijft een zin met 4 zinsdelen op.
Je schrijft een zin met 5 zinsdelen op. 
Je schrijft een zin met 6 zinsdelen op.
Je onderstreept in iedere zin de pv en je zet zinsdeelstrepen.
Je bewaart je huiswerk in je map Grammatica

Slide 11 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het eind van deze les kun je...
.... het werkwoordelijk gezegde vinden
... het onderwerp vinden
.


Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Geef het wwg aan.
Ik verzin een leuke activiteit voor de kerstmarkt.
Ik heb kerstballen versierd.
Wij zullen koekjes gaan bakken thuis. 

Slide 14 - Diapositive

Geef het wwg aan.
Ik verzin een leuke activiteit voor de kerstmarkt.
wwg = verzin
Ik heb kerstballen versierd.
wwg = heb versierd
Wij zullen koekjes gaan bakken thuis. 
wwg = zullen gaan bakken

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Geef het onderwerp aan
Ik verzin een leuke activiteit voor de kerstmarkt.
wwg = verzin
Ik heb kerstballen versierd.
wwg = heb versierd
Wij zullen koekjes gaan bakken thuis. 
wwg = zullen gaan bakken

Slide 17 - Diapositive

Geef het onderwerp aan
Ik verzin een leuke activiteit voor de kerstmarkt.
wwg = verzin + O = ik
Ik heb kerstballen versierd.
wwg = heb versierd + O = ik
Wij zullen koekjes gaan bakken thuis. 
wwg = zullen gaan bakken + O = wij

Slide 18 - Diapositive

huiswerk vrijdag 13 dec
Learnbeat
maak van paragraaf 2.3 grammatica en formuleren
C deel 2: 
D: deel 3 

Slide 19 - Diapositive

Lesdoelen behaald?
Aan het eind van deze les kun je...
.... het werkwoordelijk gezegde vinden
... het onderwerp vinden
.


Slide 20 - Diapositive

Grammatica

Slide 21 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het eind van deze les kun je...
... zinsdelen
... werkwoordelijk gezegde
... onderwerp 
... lijdend voorwerp
uit een zin benoemen.




Slide 22 - Diapositive

Even herhalen
* zinsdelen
* werkwoordelijk gezegde
* onderwerp

Slide 23 - Diapositive

Wat is het ww gezegde?
We hebben hem kerstkransjes gegeven.
A
we
B
gegeven
C
hebben
D
hebben gegeven

Slide 24 - Quiz

Wat is het ww gezegde?
Waarom wil jij geen kussengevecht houden?
A
waarom
B
waarom houden
C
wil houden
D
houden

Slide 25 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin?
Volgende week gaan we op wintersport.

Slide 26 - Question ouverte

Wat is het onderwerp in de zin?
Piet en Kees uit H2a gaan op vakantie naar Spanje.

Slide 27 - Question ouverte

Slide 28 - Vidéo

Wat is het lijdend voorwerp?
Ik heb haar een boek geleend.
A
ik
B
een boek
C
heb geleend
D
haar

Slide 29 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
Ik geef Marieke een zoen.
A
Marieke
B
geef
C
een zoen
D
ik

Slide 30 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
Michael heeft Pippa gefeliciteerd met haar verjaardag.
A
heeft gefeliciteerd
B
Michael
C
met haar verjaardag
D
Pippa

Slide 31 - Quiz