Herhaling zinsdelen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Herhaling grammatica zinsdelen

10 minuten lezen

Op het bord zie je de timer.

Leest er iemand niet?

De timer start opnieuw!

Veel plezier!

Doel

Aan het einde van de les:

Hebben we alle onderdelen van grammatica zinsdelen herhaald.

Welke onderdelen hebben we gehad?

Persoonsvorm (tijdproef)

Werkwoordelijk gezegde (werkwoord)

Onderwerp

Verdelen in zinsdelen (bouwplan)

Persoonsvorm

1. Zet de zin in de andere tijd.

2. Het woord dat verandert is de persoonsvorm.

Ik loop naar school.

Ik liep naar school.

Wat is de persoonsvorm?
Elke les moeten wij tien minuten lezen.

1. Elke les
2. moeten
3. wij
4. lezen

Wat is de persoonsvorm?
Wat is jouw favoriete vak?

1. Wat
2. is
3. jouw favoriete
4. vak

Werkwoordelijk gezegde

Alle werkwoorden in de zin vormen samen het werkwoordelijk gezegde.

Let op! De persoonsvorm hoort er dus ook bij!

Wij lopen naar school.

Elke dag moeten wij naar school lopen.

Wij zijn gisteren naar school gelopen.

Wat is het wwg?
Ik zal echt mijn best doen op de toets.

1. zal
2. zal doen
3. ik zal
4. zal best doen

Wat is het wwg?
Zullen we morgen samen fietsen?

1. Zullen
2. we morgen
3. zullen fietsen
4. zullen morgen fietsen

Het onderwerp

Het onderwerp is datgene die de handeling uitvoert.

Wij lopen naar school.

Wij laten de hond uit.

Zij lachen ons uit.

Wat is het onderwerp?
Elke dag moeten we veel boeken sjouwen.

1. Elke dag
2. moeten
3. we
4. veel boeken sjouwen

Wat is het onderwerp?
De hond wordt door ons uitgelaten.

1. De hond
2. wordt uitgelaten
3. door ons
4. ons

Zinsdelen

We verdelen de onderstaande zinnen samen in zinsdelen.

De hond wordt uitgelaten door ons.

Elke dag maken wij snel huiswerk in ons boek.

Oefenen zinsdelen

Schrijf onderstaande zinnen over.

Verdeel de zinnen in zinsdelen.

1. Wij bakken in het weekend een taart.

2. Mijn oom en tante zijn in Apeldoorn op vakantie.

3. Lisa en Laura zijn ook boos geworden.

Bouwplan

Een zin kan je uitbreiden, kijk naar de volgende zin.

Wie	ww	wanneer	waar	waarheen
Ik	loop	morgen	op straat	naar mijn vriendin

Zelfstandig werken

• Je maakt opdracht 7 (vraag 1 en 2) op blz. 269
• Je mag fluisterend overleggen met je buurman/buurvrouw.
• Kijk je opdrachten ook na.
• Heb je iets af? Laat het aftekenen.