Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
2MH - DT6, les 4
Leerjaar 2 - DT6
1 / 26
suivant
Slide 1:
Diapositive
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
26 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Leerjaar 2 - DT6
Slide 1 - Diapositive
Inhoud
Vocabulaire
Herhaling grammatica Level 2
Aan de slag met levels 1 t/m 4
Slide 2 - Diapositive
Vocabulaire
Slide 3 - Diapositive
Wat is de juiste vertaling van:
à vélo
A
op de fiets
B
dansen
C
rijden
D
op de trap
Slide 4 - Quiz
Wat is de juiste vertaling van:
changer
A
blijven
B
veranderen
C
omgaan
D
nemen
Slide 5 - Quiz
Wat is de juiste vertaling van:
sortir
A
nog
B
uitgaan
C
sorteren
D
kijken
Slide 6 - Quiz
Wat is de juiste vertaling van:
le voyage
A
de verrekijker
B
de uitgang
C
de reis
D
het landschap
Slide 7 - Quiz
Comment tu vas
passer
/
venir
ton week-end?
A
passer
B
venir
Slide 8 - Quiz
Pendant
/
Chez
le week-end, nous allons dormir dans un hôtel
A
pendant
B
chez
Slide 9 - Quiz
Welke hoort er niet bij?
A
le jour
B
le soir
C
la demi-heure
D
le matin
Slide 10 - Quiz
Wat is het juiste antwoord van:
Qu'est-ce que tu vas faire ce week-end?
A
j'aime faire du vélo
B
oui, c'est super
C
je pars à Lyon
D
je vais avec ma copine
Slide 11 - Quiz
Wat is het juiste antwoord van:
Tu y vas avec qui?
A
je pars demain après-midi
B
oui, c'est super
C
je pars en voiture
D
j'y vais avec ma soeur
Slide 12 - Quiz
herhaling Level 2
Partir en Sortir
Présent en passé composé
Slide 13 - Diapositive
Partir en sortir zijn onregelmatige werkwoorden
A
klopt
B
klopt niet
Slide 14 - Quiz
Partir en sortir vervoeg je op dezelfde manier
A
klopt
B
klopt niet
Slide 15 - Quiz
Partir en sortir hebben een stam
A
klopt
B
klopt niet
Slide 16 - Quiz
Partir en sortir hebben "être" als hulpwerkwoord in de Passé composé.
A
klopt
B
klopt niet
Slide 17 - Quiz
Het voltooid deelwoord van Sortir is "sorti"
A
klopt
B
klopt niet
Slide 18 - Quiz
"Tu sors" betekent "jij slaapt"
A
klopt
B
klopt niet
Slide 19 - Quiz
"Elle part" betekent "zij vertrekt"
A
klopt
B
klopt niet
Slide 20 - Quiz
"Ils sont partis"
betekent "wij vertrekken"
A
klopt
B
klopt niet
Slide 21 - Quiz
Wat is de juiste vorm van Partir
in de Présent?
A
tu partir
B
tu part
C
tu pars
D
tu par
Slide 22 - Quiz
Wat is de juiste vorm van Partir
in de Passé composé?
A
Vous êtes part
B
Vous êtes parti
C
Vous êtes partir
D
Vous êtes partis
Slide 23 - Quiz
Wat is de juiste vorm van Sortir
in de Passé Composé?
A
Je suis sorti
B
Je suis sortie
C
Je suis sort
D
Je suis sortis
Slide 24 - Quiz
Na deze herhaling van Partir en Sortir...
A
begrijp ik alles!
B
ga ik de opdr. maken om te kijken of ik het snap
C
snap ik niks van die passé composé
D
heb ik nog vragen en wil ik meer uitleg.
Slide 25 - Quiz
Fin! :)
Ga nu aan het werk met level 1 t/m 4
Zijn er nog vragen?
Slide 26 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
2MH - DT6 les 2
Juin 2020
- Leçon avec
32 diapositives
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
2MH - DT6 les 1
Mai 2020
- Leçon avec
28 diapositives
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Dtoets - TW1
il y a 2 jours
- Leçon avec
26 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Dtoets - TW1
Octobre 2021
- Leçon avec
26 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
passé composé met avoir of être
Mars 2020
- Leçon avec
40 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Passé composé herhaling
Octobre 2021
- Leçon avec
22 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Unité 1- voltooide tijd met être
Novembre 2022
- Leçon avec
22 diapositives
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
H2 - Herhaling werkwoorden
Juin 2023
- Leçon avec
25 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2