Cap 1 - les 4

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

T1F

¡Hola a todos!

Soy de España 

soy española.

¿Y tú, de dónde eres?

Capítulo 1 

• Fuente (bron) D libro de texto: lidwoorden + meervoud

• Fuente (bron) J libro de texto: verbo SER + persoonlijke voornaamwoorden

• Vocabulario: 1.1 en 1.2 quizlet

=> 

¿Cuál es la fecha de hoy?

Hoy es _____(dag)___________

el _____(datum)__________

de _____(maand)__________

Escribe la fecha en tu cuaderno => Schrijf de datum in je schrift

Wat hebben we vorige les geleerd?
¿Qué aprendimos la clase anterior?

¿Qué vamos a hacer hoy?

1. Hablamos español: elkaar voorstellen

2. Leerdoelen: werkwoord SER + persoonlijke voornaamwoorden

Leerdoelen vandaag

- ik kan een gesprek voeren en basis informatie uitwisselen

- ik ken de persoonlijke voornaamwoorden en de vervoegingen van het werkwoord SER

- ik kan het werkwoord SER gebruiken in een zin. 

Practicar a hablar Español - Presentarse

Je gaat een dialoog maken, en parejas (tweetallen).

Zorg dat de volgende dingen erin terug komen:

      1. opening/begroeting

      2. vragen/vertellen hoe het gaat

      3. namen uitwisselen

     4. vragen naar woonplaats

     5. leeftijd

     6. telefoonnummer (mag verzonnen worden ;-)

Gebruik de bronnen uit het boek (frases clase E + K). Aan het

einde zullen 3 dialogen gepresenteerd worden.

Het werkwoord SER

Wat betekent het werkwoord SER?

1. heten
2. zijn
3. gaan
4. noemen

Nosotrossomos

Yo soy 

Ellos/ellas son 

tú eres 

él/ella es

Vosotros sois 

Wij zijn 

jij bent

ik ben

Hij/zij is 

Zij zijn 

Jullie zijn 

Oefenen met werkwoord SER

1. Werkwoord SER:

Oefening 1 

Oefening 2 

Oefening 3 

2. Persoonlijke voornaamwoorden:

Oefening 1 

Oefening 2 

Oefening 3 

¿entendido?  =  begrepen?

vervoeg het ww SER op de juiste manier:

1. Mi madre ________ muy guapa.     Mijn moeder is erg knap.

2. Las chicas _______ amigas.            De meisjes zijn vriendinnen.

3. Pablo y yo ___________ vecinos.    Pablo en ik zijn buren.

4. ¿Juan y tú _________ amigos?        Zijn Juan en jij vrienden? 

5. Pablo y Juan _______ hermanos.  P en J zijn broers.   

PROEF S.O.

¡A trabajar! 

• Hacer ejercicios  23, 24, 25, 26

• 
  

Wat ging vandaag goed? Wat vind je nog moeilijk? Antwoord zo concreet mogelijk