Debatteren

Debatteren
Debatterenekst
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Debatteren
Debatterenekst

Slide 1 - Diapositive

Introductie 


  • Wat is het verschil tussen een debat en een discussie?
  • Waarom leer je debatteren op school?                          

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Wat is een debat?

  • Een discussie met regels
  • Er is één specifiek onderwerp, dat vastligt (een stelling)
  • De groep wordt verdeeld in voorstanders en   tegenstanders
  • Er zijn spelregels (zoals de spreektijd).
  • Je overtuigt niet elkaar maar een derde partij (een jury). 

Slide 4 - Diapositive

Waarom leer je debatteren?
  • Je leert een mening geven en uitleggen waarom je dat vindt.
  • Je leert goed luisteren naar anderen en reageren op wat zij zeggen.
  • Je durft voor een groep te praten en duidelijk uit te leggen wat je bedoelt.
  • Je leert met anderen samenwerken om een sterk verhaal te maken.
  • Je leert nadenken over verschillende meningen en waarom mensen iets vinden
  • Je leert op een nette manier zeggen dat je het ergens niet mee eens bent.

Slide 5 - Diapositive

debatopstelling

Slide 6 - Diapositive

Argumenteren en reageren

  • Wat zijn argumenten?
  •  Het AUB-model
  • Hoe reageer je met een tegenargument?

Slide 7 - Diapositive

Argumenteren: het AUB-model

Slide 8 - Diapositive

De stelling is: 
Kinderen moeten vaker pauze krijgen op school. 
Dan werkt het AUB-model als volgt: 
Ons eerste argument is dat meer pauze voor kinderen gezonder is (Argument). Het probleem is namelijk dat kinderen nu veel te weinig bewegen en als ze meer pauze hebben, kunnen ze vaker buiten zijn (Uitleg). Wanneer je bijvoorbeeld elke pauze lekker gaat voetballen, dan sport je gelijk elke dag een beetje. (Voorbeeld)

Slide 9 - Diapositive

Reageren op de ander
  1. Aanwijzen: geef aan op welk argument je gaat reageren. 
  2. Samenvatten: vat in een zin het argument van de tegenstander samen: je hebt goed geluisterd. 
  3. Reageren: leg uit waarom dat argument niet klopt. 
  4. Concluderen: concludeer dat het dus niet klopt.  

Slide 10 - Diapositive

oefenen met debatteren

Slide 11 - Diapositive

Stelling
Alcoholreclame moet verboden worden 

Slide 12 - Diapositive