Taalverzorging 2 - les 2
1 / 27
La durée de la leçon est: 90 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Wat zijn de werkwoorden in de zin?
Werkwoorden
De
leraar
vertelt
een
grappig
verhaal.
Slide 4 - Question de remorquage
Wat zijn de werkwoorden in de zin?
Werkwoorden
De
auto
maakt
een
gek
geluid.
Slide 5 - Question de remorquage
Wat zijn de werkwoorden in de zin?
Werkwoorden
Mijn
vriend
is
gek
op
drop.
Slide 6 - Question de remorquage
Wat zijn de werkwoorden in de zin?
Werkwoorden
Mijn
vriend
heeft
een
cadeau
gekregen.
Slide 7 - Question de remorquage
Staat de zin in de tegenwoordige tijd (tt) of de verleden tijd (vt)?
Ik voetbalde altijd bij DWO.
Ik voetbalde altijd bij DWO.
A
Tegenwoordige tijd (tt)
B
Verleden tijd (vt)
Slide 8 - Quiz
Staat de zin in de tegenwoordige tijd (tt) of de verleden tijd (vt)?
Mijn broertje is heel vervelend.
Mijn broertje is heel vervelend.
A
Tegenwoordige tijd (tt)
B
Verleden tijd (vt)
Slide 9 - Quiz
Staat de zin in de tegenwoordige tijd (tt) of de verleden tijd (vt)?
Er stond een chocoladeletter op tafel.
Er stond een chocoladeletter op tafel.
A
Tegenwoordige tijd (tt)
B
Verleden tijd (vt)
Slide 10 - Quiz
Staat de zin in de tegenwoordige tijd (tt) of de verleden tijd (vt)?
Wij zwommen altijd in het meertje.
Wij zwommen altijd in het meertje.
A
Tegenwoordige tijd (tt)
B
Verleden tijd (vt)
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Zet de zin in een andere tijd.
Ik ga naar school.
Ik ga naar school.
Slide 14 - Question ouverte
Zet de zin in een andere tijd.
De boot vaarde onder de brug.
De boot vaarde onder de brug.
Slide 15 - Question ouverte
Zet de zin in een andere tijd.
Tijdens de les leest de juf een boek voor.
Tijdens de les leest de juf een boek voor.
Slide 16 - Question ouverte
Zet de zin in een andere tijd. Welk werkwoord verandert er? Schrijf daaronder de persoonsvorm op.
De tandarts trekt mijn kies.
De tandarts trekt mijn kies.
Slide 17 - Question ouverte
Zet de zin in een andere tijd. Welk werkwoord verandert er? Schrijf daaronder de persoonsvorm op.
De pasta is erg lekker.
De pasta is erg lekker.
Slide 18 - Question ouverte
Zet de zin in een andere tijd. Welk werkwoord verandert er? Schrijf daaronder de persoonsvorm op.
Mijn oma belt mij elke zaterdag.
Mijn oma belt mij elke zaterdag.
