8.3 & 8.4

8.3 Decimale getallen
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

8.3 Decimale getallen

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
  • Je leert hoe je rekent met decimale getallen
  • Je leert het optellen en aftrekken van breuken 

Slide 2 - Diapositive

Vragen over het huiswerk?

Slide 3 - Carte mentale

Volgorde bij berekeningen
Stappenplan
  1. Haakjes wegwerken
  2. Machten (dus ook kwadraten)
  3. Vermenigvuldigen en/of Delen (v.l.n.r)
  4. Optellen en/of Aftrekken (v.l.n.r)

Help mij van donvoldoende af!
8 x (2 + 3) + 2 =
8 x    5     + 2 =
     40      + 2 = 42

Slide 4 - Diapositive

Bereken

6+(3,1+1,9)23=

Slide 5 - Question ouverte

Weet je het nog?
Een kwadraat is een vermenigvuldiging van een getal met zichzelf.
Het berekenen van een kwadraat heet kwadrateren.

Een macht is een vermenigvuldiging van gelijke factoren.
Het berekenen van machten heet machtsverheffen.

Bedenk een voorbeeld bij beide begrippen.




Slide 6 - Diapositive

Kwadraat
Een kwadraat is een vermenigvuldiging van een getal met zichzelf.
Het berekenen van een kwadraat heet kwadrateren.



(21)2=
De kwadraten van de getallen 1 t/m 16, 20 en 25 moet je uit je hoofd kennen! Had jij ze allemaal goed? Verbeter ze anders!

Slide 7 - Diapositive

Machten

Slide 8 - Diapositive


Bereken opgave 18c
11 x (6²-5²) =

Slide 9 - Question ouverte

Decimaal getal
Een ander woord voor decimaal getal is kommagetal.

Slide 10 - Diapositive

3,45   -> kommagetal of decimaal getal

        kun je schrijven als 0,1 en spreek je uit als ''een tiende''.

       kun je schrijven als 0,01 en spreek je uit als ''een honderdste''
101
1001

Slide 11 - Diapositive

Cijfers achter de komma noem je decimalen.
               de waarde van de 7 is 0,07.

                de waarde van 12 is 0,012.

1007
100012

Slide 12 - Diapositive

Rekenen met decimalen

Slide 13 - Diapositive

Slim rekenen 

Slide 14 - Diapositive

Decimale getallen
Vermenigvuldigen met 0,1 (10 keer kleiner maken)
De komma gaat één naar links (1 getal achter de komma)
         0,1 x 5 = 0,5
Vermenigvuligen met 0,01 (100 keer kleiner maken) 
De komma gaat twee naar links (2 getallen achter de komma)
         0,01 x 5 = 0,05

Voorbeeld: 0,4 x 2. Dit betekent dat je twee keer de 0,4 hebt. 

Slide 15 - Diapositive

8. 4 Breuken optellen en aftrekken

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Stappenplan breuken optellen/aftrekken
Breuken gelijknamig maken
Teller (bovenkant) optellen/aftrekken
Noemer(onderkant)
optellen/aftrekken
Vereenvoudigen

Slide 18 - Question de remorquage

Breuken gelijknamig maken
Het doel van gelijknamig
maken is om een gelijke
noemer te krijgen. Alleen
breuken met een gelijke noemer
kunnen bij elkaar opgeteld en 
afgetrokken worden.


Slide 19 - Diapositive

Breuken gelijknamig maken
532+117=

Slide 20 - Diapositive

Breuken gelijknamig maken
532+117=
533...+33...=

Slide 21 - Diapositive

Breuken gelijknamig maken
532+117=
533...+33...=
53322+3321=

Slide 22 - Diapositive

Breuken optellen/aftrekken
Wanneer de breuken gelijknamig zijn,
mag je de tellers optellen.
De noemers blijven gelijk.


Slide 23 - Diapositive

Breuken gelijknamig maken
532+117=
533...+33...=
53322+3321=

Slide 24 - Diapositive

Breuken gelijknamig maken
532+117=
533...+33...=
53322+3321=
53343=

Slide 25 - Diapositive

Breuken gelijknamig maken
532+117=
533...+33...=
53322+3321=
53343=
63310

Slide 26 - Diapositive

Los de onderstaande som op
115754=

Slide 27 - Question ouverte

Uitwerking
115754=

Slide 28 - Diapositive

Uitwerking
115754=
15221512=

Slide 29 - Diapositive

Uitwerking
115754=
15221512=
1510=

Slide 30 - Diapositive

Uitwerking
115754=
15221512=
1510=
32

Slide 31 - Diapositive

10
231
+
+
+
+
141
+
65
+
7 2/3
1 1/12
6 7/12
5/12
2/3
5 11/12
8/12
79/12

Slide 32 - Question de remorquage

Maken
8.3 en 8.4 kies een leerroute

Slide 33 - Diapositive


Ik vind het volgende onderdeel nog het lastigst.
A
Decimale getallen optellen en aftrekken.
B
Decimale getallen vermenigvuldigen.
C
De volgorde van bewerkingen toepassen.
D
Geen van allen.

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Diapositive