Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
§3.4 Vermogen en Energie
2 kader
Slide 1 - Diapositive
Reken om: 1 kW = ...
A
10 W
B
100 W
C
1000 W
D
10 000 W
Slide 2 - Quiz
Reken om: 1 W = ...
A
0,1 kW
B
0,01 kW
C
0,001 kW
D
0,0001 kW
Slide 3 - Quiz
hoeveel energie een apparaat per seconde verbruikt
in Watt of kiloWatt (= 1000 W)
Vermogen:
Slide 4 - Diapositive
Reken om: 32 W = ...
A
3,2 kW
B
0,32 kW
C
0,032 kW
D
0,0032 kW
Slide 5 - Quiz
Reken om: 15 kW = ...
A
15 W
B
150 W
C
1500 W
D
15 000 W
Slide 6 - Quiz
Een LED-lamp van 2 Watt geeft even veel licht als een gloeilamp van 25 Watt. Wat kun je zeggen over het energieverbruik?
Slide 7 - Question ouverte
Schrijf met pen en papier en lever een foto in: De lampen in het lokaal zijn aangesloten op 230 Volt. Als alle lampen aanstaan is de stroomsterkte 2 A. Bereken het vermogen van de lampen.
Slide 8 - Question ouverte
Schrijf met pen en papier en lever een foto in: Mijn laptop werkt op een spanning van 20 V. De stroomsterkte is 3,25 A. Bereken het vermogen van de laptop.