Theme 4 - Lesson 9

Theme 4
After school

Lesson 9
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Theme 4
After school

Lesson 9

Slide 1 - Diapositive

Today's lesson
Words A up to I
Grammar 12 - Check exercise 27/28
p. 21 AB - p. 79 TB
Grammar herhaling 
Test Yourself - exercise 1 up to 5
p. 23 AB
Watching - Freaky Eaters




Slide 2 - Diapositive

Vul in:
My mum has got a .... (voltijd-) job.

Slide 3 - Question ouverte

Vul in:
Reading is my favourite ... (tijdverdrijf).

Slide 4 - Question ouverte

Vul in:
Tomorrow I'm having a ... (sollicitiatiegesprek).

Slide 5 - Question ouverte

Vul in:
It's no ... (opoffering) to help him every day.

Slide 6 - Question ouverte

Vul in:
We love ... (actief) holidays.

Slide 7 - Question ouverte

Vul in:
Don't ... (proppen) yourself. You're getting fat.

Slide 8 - Question ouverte

Today's lesson
Words A up to I
Grammar 12 - Check exercise 27/28
p. 21 AB - p. 79 TB
Grammar herhaling 
Test Yourself - exercise 1 up to 5
p. 23 AB
Watching - Freaky Eaters




Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Exercise 27
  1. My – T-shirt/shirt
  2. Flip-flops/sandals - ours
  3. Bike – his
  4. Their – icecreams
  5. Surfboard – yours
  6. Its – branch/stick/bone/toy

Slide 12 - Diapositive

Exercise 28
  1. Yours
  2. My
  3. Mine
  4. Our
  5. Ours
  6. Their
  7. His
  8. Our

Slide 13 - Diapositive

Today's lesson
Words A up to I
Grammar 12 - Check exercise 27/28
p. 21 AB - p. 79 TB
Grammar herhaling 
Test Yourself - exercise 1 up to 5
p. 23 AB
Watching - Freaky Eaters




Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Betrekkelijke bijzinnen
who/that - bij mensen
which/that - dieren en dingen
whose- waarvan, van wie
whom - gaat samen met voorzetzels (by whom/to whom..)
That = informeler dan who/which, kan niet tussen komma's 
The girl, who is my best friend, has won the lottery

Slide 16 - Diapositive

Relative clauses
Functie: geven extra informatie
1 onmisbare, noodzakelijke informatie
Chocolate is something which we can't get enough of.
(je kan who/which/that hier weglaten- er is geen komma en er staat een onderwerp achter)

2 extra, niet noodzakelijke informatie extra informatie
My friend, who is a pilot, is coming tonight,
  -tussen komma's
  -Je mag GEEN that gebruiken
 -Je kan who/which/ hier NIET weglaten




Slide 17 - Diapositive

Today's lesson
Words A up to I
Grammar 12 - Check exercise 27/28
p. 21 AB - p. 79 TB
Grammar herhaling 
Test Yourself - exercise 1 up to 5
p. 23 AB
Watching - Freaky Eaters




timer
20:00

Slide 18 - Diapositive

3d Homework English
Thursday 3rd of June
BOOKTEST 
Monday 7th of June
Do Test Yourself - 1 up to 5
Study words A up to I
Study stone 10/11/12
Study grammar 10/11/12



Friday 11th of June!

SE Theme 4 + lees- en schrijfvaardigheid

Slide 19 - Diapositive

2vm Homework English
Tuesday 1st of June
BOOKTEST

Finish your book, and bring to class!


Waarschijnlijk in de week van 7 juni
SE Theme 4 + lees- en schrijfvaardigheid

Slide 20 - Diapositive

3c Homework English
Monday 31st of May
BOOKTEST

Finish your book, and bring to class!

Waarschijnlijk in de week van 7 juni
SE Theme 4 + lees- en schrijfvaardigheid

Slide 21 - Diapositive

Relative Clauses 
Als je extra informatie over iets/iemand wilt geven, gebruik je een relative clause. (betrekkelijke bijzin in het Nederlands) 

Zo'n bijzin begint meestal met: who, which of that. In het Nederlands begint de zin vaak met die/dat. 

Slide 22 - Diapositive

Relative Clauses
Who - personen 
Which - dieren of dingen 
That - personen, dieren of dingen. 
That is informeler dan who/which

Sam, who lives next door, is my best friend. Zonder de relative clause is het nog steeds een goedlopende zin. 

Slide 23 - Diapositive

Soms heeft de bijzin alleen extra informatie. Je gebruikt dan nooit that, maar altijd who/which. Deze bijzin staat tussen komma's en kan weggelaten worden zonder dat de zin onduidelijk wordt. 

Carla, who is my best friend, loves to paint. 

Slide 24 - Diapositive

Je kunt who/which samen met voorzetsels gebruiken. Meestal staat het voorzetsel dan achteraan in de bijzin. 
The gym, which we always practise in, is closed. 

Het voorzetsel kan ook vooraan in de bijzin staan, dit is formeler. Who veranderd dan soms in whom. 
The instructor, about whom you told me, is really nice. 

Slide 25 - Diapositive

Whose geeft bezit aan. Je vertaalt het met: 
waarvan, van wie, wiens of wier. 

The girl, whose passion is dancing, went to the club. 

Slide 26 - Diapositive

Questions?

Slide 27 - Carte mentale

accomplish

Slide 28 - Question ouverte

vary

Slide 29 - Question ouverte

separate

Slide 30 - Question ouverte

inkomen

Slide 31 - Question ouverte

made (het beestje)

Slide 32 - Question ouverte

kletsen

Slide 33 - Question ouverte

Form(to be + ww + ing)
I am working
He / she / it is working
You / we / they are working


Use:
Om te vertellen over dingen die NU bezig zijn of om irritatie uit te drukken

I am working on my homework at the moment.
Look, he is running really fast!
My brother is always teasing me!
Form
I / you / we / they work
He works
She works        SHIT + S!!
It works

Use:
Om te vertellen over feiten, gewoontes en regelmatige gebeurtenissen.

I work at the supermarket every weekend
I brush my teeth twice a day.
Water boils at 100 degrees
Present Simple                                     Present Continuous

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Vul in:
Reading is my favourite ... (tijdverdrijf).

Slide 37 - Question ouverte

Vul in:
My mum has got a .... (voltijd-) job.

Slide 38 - Question ouverte

Betrekkelijke bijzinnen
who/that - bij mensen
which/that - dieren en dingen
whose- waarvan, van wie
whom - gaat samen met voorzetzels (by whom/to whom..)
That = informeler dan who/which, kan niet tussen komma's 
The girl, who is my best friend, has won the lottery

Slide 39 - Diapositive

Relative clauses
Functie: geven extra informatie
1 onmisbare, noodzakelijke informatie
Chocolate is something which we can't get enough of.
(je kan who/which/that hier weglaten- er is geen komma en er staat een onderwerp achter)

2 extra, niet noodzakelijke informatie extra informatie
My friend, who is a pilot, is coming tonight,
  -tussen komma's
  -Je mag GEEN that gebruiken
 -Je kan who/which/ hier NIET weglaten




Slide 40 - Diapositive