Herhaling werkwoordspelling klas 1

Werkwoordspelling
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

  • We bespreken het huiswerk van vandaag
  • Jullie maken de proeftoets.

Slide 2 - Diapositive


Het (verbazen)…me dat jij zoiets  (bestellen)…. 

Noteer de vorm en de juiste spelling.

Slide 3 - Question ouverte


De docent (vertrouwen)…de leerling en heeft zijn verhaal (geloven)…
Noteer de vorm en de juiste spelling.

Slide 4 - Question ouverte


Het (melden)...incident (worden)...morgen besproken.
Noteer de vorm van het werkwoord en de juiste schrijfwijze.

Slide 5 - Question ouverte


(Begeleiden)…hij vandaag de groep naar het (opzetten)…kamp?

Slide 6 - Question ouverte


Ik heb de stof van mijn (verpesten)...toets opnieuw (leren)...
A
bn verpeste vd geleerd
B
bn verpestte vd geleerd
C
vd verpeste bn geleerd
D
vd verpestte od geleerd

Slide 7 - Quiz


Het (afbranden)…huis was niet (verzekeren)…en dat (kosten)…de bewoners een flinke duit.

Slide 8 - Question ouverte

  • Maak de proeftoets en leer de theorie van werkwoordspelling

Slide 9 - Diapositive


De (kuchen)...patiënt kreeg een (pijnstillen).. middeltje van de verpleger.
A
od kuchende bn pijnstillend
B
bn kuchende bn pijnstillend
C
bn kuchende od pijnstillend bn kuchende bn kuchende od pijnstillend
D
od kuchende od pijnstillend

Slide 10 - Quiz


Het (melden)...incident (worden)...morgen besproken.
A
bn gemeldde pvtt word
B
bn gemelde vd wordt
C
vd gemelde pvtt word
D
bn gemelde pvtt wordt

Slide 11 - Quiz

pvtt
hulp
ik-vorm  
ik-vorm + t  
hele ww
lopen
ik vind   - vind je   (loop)
jij vindt, hij vindt    (loopt)
wij vinden             (lopen)
pvvt

ik-vorm + te(n)  
ik-vorm + de(n)

enkelvoud/meervoud

't x-kofschip

ik brand + de    (brandde)
jij maak + te      (maakte)
jullie huil + den (huilden)
zij bluf + ten      (bluften)
voltooid deelwoord

ik heb...
activiteit is afgerond
't x-kofschip
ik heb gewandeld         wandel
jullie hebben gemaakt  maak
zij is gespaard              spaar
wij hebben gegaapt      gaap

Slide 12 - Diapositive

persoonsvorm tegenwoordige tijd
vertelt
ontwikkelt
voltooid deelwoord

verteld
ontwikkeld
persoonsvorm tegenwoordige tijd
vertrouwt
verandert
voltooid deelwoord

vertrouwd
veranderd
Ik geloof niet dat hij zoiets vertel....
Heeft zij dat echt vertel..?
Het bedrijf ontwikkel...
nieuwe plannen
Dat bedrijf heeft zich de laatste tijd goed ontwikkel..
Vreemd dat je hem niet vertrouw...
Mijn moeder verander...haar mening niet.
Logisch dat je hem nooit hebt vertrouw...
Is zij nog steeds niet verander..?

Slide 13 - Question de remorquage

onvoltooid deelwoord
hele werkwoord + d
activiteit is nog niet afgerond
lopen + d              lopend,
schreeuwen + d   schreeuwend, opvallen+ d          opvallend
bn van een od

staat voor een zn
hele werkwoord + d(e)
het huilende kind         huilen + de
de spetterende show   spetteren + de
een lachend meisje     lachen + d
een opvallend jasje     opvallen +d
bn van een vd
- staat voor een zn
- Je schrijft het zoals je het hoort
  (zo kort mogelijk). 
- Alleen dubbele t of d als dat nodig is voor de uitspraak
het verwachte resultaat
een gezette man
de verpeste tekening
het afgebrande hotel

het gewitte plafond - de geredde man

Slide 14 - Diapositive

Let op:
Woorden die in het hele werkwoord een z hebben staan, maar een s krijgen bij de ik-vorm, krijgen bij een pvvt -de (n) achter de ik-vorm.

En een -d aan het eind bij een voltooid deelwoord
Ik verhuis + de       (verhuizen)
Wij verhuis + den     (verhuizen)




Ik ben verhuisd
Dat geldt ook voor woorden die een in het hele werkwoord een v hebben staan, maar een f krijgen bij de ik-vorm.
Jij wuif + de           (wuiven)
Jullie wuif + den     (wuiven)


Zij hebben gewuifd

Slide 15 - Diapositive

onvoltooid deelwoord

brullend
kalmerend
gloeiend
bijvoeglijk naamwoord

kalmerend
brullend
gloeiend



Dat middeltje werkt kalmerend.
Een brullend kind is soms irritant.
Een kalmerend middel kan gevaarlijk zijn.
Brullend rende het kind weg.
Zij waren er gloeiend bij.
Met een gloeiend gezicht keek zij op.

Slide 16 - Question de remorquage


De (aanbranden)...aardappels zijn in de vuilnisbak (belanden)..
A
vd aangebrande pvvt belandt
B
bn aangebrandde vd beland
C
bn aangebrande vd belandt
D
bn aangebrande vd beland

Slide 17 - Quiz


Wegens (verzachten)...omstandigheden werd de (veroordelen)..vrouw niet vastgezet.
A
bn verzachtende bn veroordeelde
B
bn verzachtende vd veroordeelde
C
od verzachtende bn veroordeelde
D
od verzachtenden vd veroordeelde

Slide 18 - Quiz


Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Noteer ook de vorm!

Een (leegstaan)... huis wordt vaak gekraakt.

Slide 19 - Question ouverte


Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Noteer ook de vorm!

(Worden)...jij niet moe van deze opdracht?

Slide 20 - Question ouverte


Vul de juiste vorm van het werkwoord in. Noteer ook de vorm!

De (omspitten)..tuin zag er weer keurig uit.

Slide 21 - Question ouverte

huiswerk
Zie magister morgen
leren de theorie van spelling
maken de oefeningen

Slide 22 - Diapositive