Trede 9, les 7, spreken/gespreken, duidelijk zo?

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Welkom en pak alvast je leesboek

Slide 3 - Diapositive

Daltontijd: stillezen 
timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

H: welke tekstverbanden ken je nog?

Slide 5 - Diapositive

Lesdoelen oranje
Je maakt je eigen gedachtegang voor de luisteraar duidelijk

Je gebruikt eenvoudige zinsconstructies redelijk correct








Slide 6 - Diapositive

Lesdoelen rood en wit
Je gebruikt veel voorkomende signaalwoorden
Je hanteert formeel en informeel taalgebruik
Je reageert op eenvoudige vragen 









Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Week 23, tab: duidelijk zo?

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Opsommend verband
  • Signaalwoorden voor opsomming zijn:
  • eerst
  • dan
  • daarna
  • vervolgens
  • tenslotte
  • en, ook

Slide 19 - Diapositive

opsomming
opsomming
ook
tevens
daarna
maar
bovendien

Slide 20 - Question de remorquage

Een tegenstelling
Woorden die elkaars tegenovergestelde zijn, noem je een tegenstelling.
Signaalwoorden als:
 echter, toch, maar, daarentegen, hoewel, anderzijds, aan de andere kant.
helpen om een tegenstelling te vinden in de zin.

Slide 21 - Diapositive

Nederlands :) Tekstverband tegenstelling
Tegenstelling:
De weerman vertelde dat het vandaag mooi weer zou worden, maar het regende pijpenstelen.

Wat is de tegenstelling?
Aan welk signaalwoord kan je de tegenstelling herkennen?

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Week 23, tab: duidelijk zo?

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Lien


Wat heb je deze les geleerd?

Slide 28 - Question ouverte

Wat vond je goed gaan?
Wat vond je het moeilijkst?
Wat vond je
leuk om te doen?

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive