ABR7 26.08.2024

Welkom!
26.08.2024
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
AndersMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 180 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
26.08.2024

Slide 1 - Diapositive

Vakantie!
  • Hoe was je vakantie?
  • Wat heb je gedaan? 

Slide 2 - Diapositive

Opstartspel
''Zoek iemand die''
Pak een formulier
Loop door de klas
Stel een vraag 
Antwoord ''Ja''? --> Schrijf de naam op.
Antwoord ''nee?'' --> Zoek een andere cursist

Slide 3 - Diapositive

Planning
- Introductie boek A2
- Introductie H1
- 1.1
- 1.2
- 1.3
- Afsluiting

Slide 4 - Diapositive

Introductie boek A2
- Boek A2
- Woordenlijsten

Slide 5 - Diapositive

Introductie H1
  • Blader door hoofdstuk 1
  • Waar denk je dat het over gaat? 
  • Boek toevoegen in de app!

Slide 6 - Diapositive

1.1
  • Start
  • Nieuwe woorden:
  • De buren
  • ontmoeten
  • voor het eerst
  • de oudste
  • de jongste

Slide 7 - Diapositive

1.1
Vervolg nieuwe woorden:
  • wordt (worden)
  • geboren
  • al
  • zwanger
  • bevallen
  • pas

Slide 8 - Diapositive

1.1
Vervolg nieuwe woorden:
  • pas
  • de hamer
  • lenen
  • succes

Slide 9 - Diapositive

1.1
-Luisteren tekst
- Opdr. 3
-Opdr. 4

Slide 10 - Diapositive

1.1
- 6 + 7 + 10 zelf (bij 6 zelf woorden bedenken!)
- 8 + 9 klassikaal

Slide 11 - Diapositive

1.1
- Samen spreken opdr. 12
- Dit/dat/deze/die
- Opdr. 13 + 14

Slide 12 - Diapositive

1.2
  • Bekijk het schema op blz. 11
  • Hoofdzinnen
  • Voorbeeld: Ik ga morgen schoonmaken. 
  • 1. Wie wat
  • 2a. Eerste werkwoord
  • 3. Rest
  • 2b. Tweede werkwoord

Slide 13 - Diapositive

1.2
  • Er zijn ook zinnen zonder tweede werkwoord (''2b'')
  • Voorbeeld: 
  • Ik ga al drie jaar naar school.
  • Wij wonen al vijf jaar in Enschede. 
  • Rest van de zin (''3.'') staat op de 3e plaats. Dit kan een tijd of plaats zijn.
  • Ik ga al drie jaar naar school.
  • Wij wonen al vijf jaar in Enschede. 

Slide 14 - Diapositive

1.2
  • Voorbeeld: Zij woont al 38 jaar in Nederland. 
  • 1.Wie of wat? 
  • 2.Werkwoord
  • 3. Tijd (rest)
  • 3. Plaats (rest)

--> De tijd staat vaak voor de plaats!

Slide 15 - Diapositive

1.2
  • De rest kan ook een ''wie of wat'' zijn. 
  • Voorbeeld: Ik koop in het weekend kaas op de markt. 
  • 1. Wie of wat?
  • 2. Werkwoord
  • 3. Tijd
  • 3. Wie of wat
  • 3. Plaats

Slide 16 - Diapositive

1.2
- Opdr. 16 samen 

Slide 17 - Diapositive

1.2
- Opdr. 17 en 18 + 19 in 2-tallen. 
- 18 bespreken

Slide 18 - Diapositive

1.2
- Maak opdr. 19 zelfstandig
- Bespreken
- Oefen in tweetallen opdr. 20

Slide 19 - Diapositive

1.2
  • RONDE 1
  • Pak een papier
  • Schrijf een WERKWOORD op
  • Vouw het papier op / Geef het papier aan je buurman of buurvrouw
  • Schrijf een ONDERWERP (wie of wat) op
  • Vouw het papier op / geef het papier aan je buurman of buurvrouw
  • Schrijf een TIJD op
  • Vouw het papier op / Geef het papier aan je buurman of buurvrouw
  • Schrijf een PLAATS op
  • Maak een zin met de woorden op je papier
  • Lees de zin voor

Slide 20 - Diapositive

1.2
  • RONDE 2
  • Pak een papier
  • Schrijf een ONDERWERP (wie of wat) op
  • Vouw het papier op / Geef het papier aan je buurman of buurvrouw
  • Schrijf een EERSTE WERKWOORD op
  • Vouw het papier op / geef het papier aan je buurman of buurvrouw
  • Schrijf een TIJD op
  • Vouw het papier op / Geef het papier aan je buurman of buurvrouw
  • Schrijf een WIE OF WAT op
  • Vouw het papier op / Geef het papier aan je buurman of buurvrouw
  • Schrijf een PLAATS op
  • Vouw het papier op / Geef het papier aan je buurman of buurvrouw
  • Schrijf een TWEEDE WERKWOORD op
  • Lees de zin voor

Slide 21 - Diapositive

1.3
  • Lees het schema, wat valt je op?

Slide 22 - Diapositive

1.3





Let op!!! Je gebruikt dit is, dat is, dit zijn en dat zijn voor de- én het woorden!!!
dichtbij
ver weg
enkelvoud
Dit is mijn huis. 
Dat is mijn fiets.
meervoud
Dit zijn onze kinderen.
Dat zijn onze dochters.

Slide 23 - Diapositive

1.3
  • Samen oefenen
  • ''Dit is...''
  • ''Dat is...'' 
  • ''Dit zijn...''
  • ''Dat zijn...''

Slide 24 - Diapositive

1.3
- Opdr. 22 klassikaal
- Opdr. 23 + 24 in 2-tallen. 

Slide 25 - Diapositive

1.3
''Van wie is dit...?''

Slide 26 - Diapositive

1.3
  • Maak 2 groepen
  • Groep A: links
  • Groep B: rechts
  • ''Dit is...?''/''Dat is...?'' /''Dit zijn...?''/''Dat zijn...?''
  • Stel nu zelf vragen!

Slide 27 - Diapositive

Afsluiting

Slide 28 - Diapositive