7.1 tijd is geld

Economie havo/vwo 2
Hoofdstuk 7 - Ruilen over de tijd
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Economie havo/vwo 2
Hoofdstuk 7 - Ruilen over de tijd

Slide 1 - Diapositive

Deze les:
e kunt de uitspraak "tijd is geld" economisch duiden. 
Je weet waarom sparen en lenen een vorm is van "ruilen over tijd" 
Je weet het verschil tussen nominale en reële rente.

Slide 2 - Diapositive

Waar denk je aan bij de uitspraak: Ruilen over de tijd?

Slide 3 - Question ouverte

Wie heeft er al eens
gespaard?

Slide 4 - Carte mentale

Theorie

menselijk kapitaal = jullie eigen kennis


Onderwijs kan gezien worden als een investering in mensen. Mensen worden hierdoor ‘meer waard’, d.w.z. nuttiger voor de maatschappij. Daarom kunnen uitgaven voor het onderwijs ook gezien worden als een investering in `menselijk kapitaal`.

Slide 5 - Diapositive

Scholing is een investering in menselijk kapitaal.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Rente
  • Rente = interest =
  • een vergoeding van de bank voor jou voor het geld dat jij op je spaarrekening zet

  • Nominale rente = rente in euro's
  • Reële rente = nominale rente gecorrigeerd voor de inflatie

Slide 7 - Diapositive

Reële rente
Als je voor je € 100 spaartegoed € 5 rente krijgt, dan is je nominale rente 5%.

Maar als de prijs van een product dat je wilt kopen met meer dan die 5% stijgt, kun je toch minder kopen, ondanks dat je nominaal meer geld hebt.

De reële (= ‘echte’) rente is dan negatief.
Vergelijk: Engels = real

Deze moet je altijd uitrekenen met indexcijfers.

Slide 8 - Diapositive

Je krijgt op je spaarrekening 3% rente. De inflatie is 2,1%
Leerdoel 4
A
De nominale rente is 3%
B
De nominale rente is 2,1%
C
De nominale rente is 0,9%
D
De nominale rente is -0,9%

Slide 9 - Quiz

Meneer Schroe ontvangt 0,1 % spaarrente. De inflatie bedraagt 2%.
Wat is juist?
A
De nominale rente bedraagt 0,1%; de reële rente is 1,9%.
B
De nominale rente bedraagt 1,9%; de reële rente is 0,1%.
C
De nominale rente bedraagt 0,1%; de reële rente is -1,9%.
D
De nominale rente bedraagt -1,9%; de reële rente is 0,1%.

Slide 10 - Quiz