Ecologie

Welkom!
  • Repetitie vrijdag 6 december
  • Oefenen met vragen
  • Test jezelf

1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
  • Repetitie vrijdag 6 december
  • Oefenen met vragen
  • Test jezelf

Slide 1 - Diapositive

Horen soortgenoten bij biotisch of abiotische factoren?
A
biotische factoren
B
abiotische factoren

Slide 2 - Quiz

Wat zijn abiotische factoren?
A
De invloeden afkomstig van de levende natuur
B
De invloeden afkomstig van de levenloze natuur
C
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
D
A en B

Slide 3 - Quiz

Wat is een ecosysteem?
A
Alle abiotische factoren samen
B
Een bepaald gebied, waarin de biotische en abiotische factoren een eenheid vormen

Slide 4 - Quiz

Wat bestuderen we in de ecologie?
A
In de ecologie bestuderen we alle relaties (betrekkingen) tussen organismen en hun milieu
B
In de ecologie bestuderen we een milieu
C
In de ecologie bestuderen we de invloeden die afkomstig zijn van de levende natuur

Slide 5 - Quiz

wat zijn de vier niveau's van de ecologie van klein naar groot?
A
individu, populatie, levensgemeenschap, ecosystemen
B
levensgemeenschap, individu, populatie, ecosystemen

Slide 6 - Quiz

Een populatie kan bestaan uit verschillende soorten organismen.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Wat bestuderen we in de ecologie?
A
In de ecologie bestuderen we alle relaties (betrekkingen) tussen organismen en hun milieu
B
In de ecologie bestuderen we een milieu
C
In de ecologie bestuderen we de invloeden die afkomstig zijn van de levende natuur
D
A en B zijn beide goed

Slide 8 - Quiz

wat zijn de vier niveau's van de ecologie van klein naar groot?
A
individu, populatie, levensgemeenschap, ecosystemen
B
levensgemeenschap, individu, populatie, ecosystemen

Slide 9 - Quiz

Welke voedselketen is goed genoteerd?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 10 - Quiz

waarmee begint een voedselketen altijd?
A
producent
B
consument

Slide 11 - Quiz

Ieder voedselweb op papier is een vereenvoudigde
weergave van de werkelijkheid.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Horen afvaleters bij producenten, consumenten of reducenten?
A
producenten
B
consumenten
C
reduceren

Slide 13 - Quiz

Biologie:

Wat zijn reducenten?
A
Dieren
B
Mensen
C
Planten
D
Bacteriën/schimmels

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

In een piramide van biomassa wordt de biomassa in elke volgende schakel groter.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Heeft een piramide van aantallen altijd een piramide vorm? Waarom
A
Ja, want het geeft altijd de schakels in de juiste volgorde weer
B
Ja, want het aantal individuen in elke schakel wordt altijd kleiner
C
Nee, want het aantal individuen kan groter zijn in de volgende schakel
D
Nee, want de schakels van een voedselketen kunnen soms in een andere volgorde staan

Slide 17 - Quiz

In een levensgemeenschap leven populaties van verschillende soorten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Wanneer spreken we van een biologisch evenwicht?
A
Als de populatiegrootte altijd hetzelfde is
B
Als de populatiegrootte een populatiegrootte is
C
Als de populatiegrootte rond een gelijke waarde schommelt
D
Als de dieren in een populatie even zwaar zijn

Slide 19 - Quiz

Successie

pioniersecosysteem ---------------- climaxecosysteem
Verandering van de soortensamenstelling van een levensgemeenschap

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Het beginstadium van successie
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem

Slide 22 - Quiz

Welke dieren hebben de meest gestroomlijnde lichaamsvorm?
A
Landdieren
B
Waterdieren

Slide 23 - Quiz

Welke dieren hebben een zwaarder skelet?
A
Landdieren
B
Waterdieren

Slide 24 - Quiz

Een pionierssysteem is het eindstadium van successie:
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

Een voorbeeld van een topganger is...
A
Een kat
B
Een beer
C
Een paard
D
Een mens

Slide 26 - Quiz

Welke stelling is juist?
A
De snavel van vogels zijn aangepast aan voedsel
B
A en C zijn juist
C
De poten van vogels zijn aanpast aan hun omgeving

Slide 27 - Quiz

Deze poten zijn van een....
A
steltloper
B
loopvogel
C
roofvogel
D
watervogel

Slide 28 - Quiz

Aanpassingen bij planten
Droge omgeving/ Vochtige omgeving
-Waslaagje
-Huidmondjes
-Formaat bladeren

Licht
-Zonplanten en schaduwplanten
-Klimplanten
 


Slide 29 - Diapositive

Koude planten
-ondiepe wortels, deze liggen in de 
  bovendste grondlaag.
-bodemplanten groeien niet de
  hoogte in maar zie je vooral op de
  grond.
-hebben aanpassingen zodat ze zo
  weinig mogelijk warmte verliezen.
  • klein opppervlak
  • groeien in groepen
  • donshaartjes op de bladeren als isolatie

Slide 30 - Diapositive

Welke aanpassing hebben bloemen niet als functie om de kans op bestuiving te vergroten
A
Grote bloemen
B
Gekleurde bloembladeren
C
Geur
D
Groene kroonbladeren

Slide 31 - Quiz

Schaduwplanten komen voor als bodembedekking
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quiz

Zonplanten hebben weinig licht nodig
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quiz

Schaduwplanten hebben:
A
dikke bladeren
B
bladeren met een waslaag
C
dunne bladeren

Slide 34 - Quiz

Waarom bloeien sommige schaduwplanten in het voorjaar?
A
omdat het dan lekker warm is
B
Omdat de bomen nog niet vol blaadjes zitten waardoor er nog genoeg zon is
C
Iedere plant bloeit in het voorjaar

Slide 35 - Quiz

In een vochtig milieu hebben planten
A
grote bladeren, klein wortelstelsel
B
kleine dikke bladeren, een groot wortelstelsel

Slide 36 - Quiz

Een waterlelie zit met zijn wortels in de bodem vast
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quiz

Wat is geen aanpassing voor planten om fotosynthese uit te kunnen voeren?
A
waterplanten groeien in de bovenste waterlaag
B
waterplanten hebben een wortel
C
Waterplanten hebben bladgroenkorrels

Slide 38 - Quiz

Wat zijn voorjaarsbloeiers?
A
Zonplanten die in het voorjaar groeien
B
Kamerplanten die in het voorjaar bloeien
C
Schaduwplanten die in het voorjaar groeien
D
Schaduwplanten die in het voorjaar groeien

Slide 39 - Quiz