Ec. bekeken 4TL: 4.5 en 4.6

Hoofdstuk 4: Inkomen
Eerst Herhaling
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 4: Inkomen
Eerst Herhaling

Slide 1 - Diapositive

Wie legt uit wat de Lorenz-curve is?

Slide 2 - Diapositive

4.1 inkomens verschillen
- Wat is de armoedeval ook alweer?
- Wat is nivelleren?
- Wat is denivelleren? 

Slide 3 - Diapositive

4.2 inkomens: hoog tegenover laag
Het gelijk worden van inkomensverschillen noemen we nivelleren.

Wanneer de inkomens verder van elkaar liggen noemen we het denivelleren.

Hoe worden inkomens groter/kleiner?

Slide 4 - Diapositive

4.2 inkomens: hoog tegenover laag
Hoe worden de verschillen groter/kleiner? 


Slide 5 - Diapositive

4.4 de prijs van een pizza
Oorzaken inflatie: 
  • Stijging van de vraag (bestedingsinflatie)
  • Kosten stijgen bij bedrijven (kosteninflatie)
  • Stijging importprijzen
  • De overheid vraagt meer geld

Slide 6 - Diapositive

Hoofdstuk 4: Inkomen
4.5 gevolgen van inflatie

Slide 7 - Diapositive

4.5 gevolgen van inflatie
Je leert vandaag wat de gevolgen zijn van inflatie, het minder waard worden van geld. 
Daarnaast leer je over de koopkracht van het inkomen. Hierbij wordt gekeken naar het reëel en nominaal inkomen. 

Slide 8 - Diapositive

4.5 gevolgen van inflatie
Wat is inflatie/ geldontwaarding?? 



Slide 9 - Diapositive

Kan je voor (+) of nadelen (-)
verzinnen van inflatie? voeg de + of - toe!

Slide 10 - Question ouverte

4.5 gevolgen van inflatie

Slide 11 - Diapositive

4.5 gevolgen van inflatie
Nadelen van inflatie voor de consument:
  • koopkracht daalt
  • Spaargeld wordt minder waard als de rente de inflatie niet compenseert 
  • Ondernemersrisico wordt groter (inschatten van kosten zoals loon/ grondstofprijzen/ rente van leningen wordt lastiger, waardoor ze de prijs lastiger kunnen bepalen)

Slide 12 - Diapositive

4.5 gevolgen van inflatie
Nadelen van inflatie voor de consument:
concurrentiepositie:
Inflatie in Nederland is nadelig voor de concurrentie positie van ondernemers ten opzichte van het buitenland. (ze zijn duurder t.o.v. buitenlandse ondernemers)
Inflatie in het buitenland kan voordelig zijn voor de concurrentie positie van Nederlandse ondernemers. (ze zijn goedkoper ten opzichte van buitenlandse ondernemers)

Slide 13 - Diapositive

4.5 gevolgen van inflatie
Voordelen van inflatie:
  • de waarde van je schuld wordt minder
  • Stel je hebt een schuld van 2000 euro. Voor dit geld kan je nu veel minder kopen, dus het is minder waard! 
  • voor de concurrentiepositie als de inflatie in het buitenland groter is dan in Nederland
  • het spoort de consument aan goederen nu te kopen want uitstel betekent dat men meer moet betalen voor hetzelfde product. 

Slide 14 - Diapositive

4.5 gevolgen van inflatie
Deflatie lijkt een voordeel:
  • De producten worden steeds goedkoper, je gaat je aankoop uitstellen. Want misschien wordt het nog wel goedkoper? 
  • Dit is slecht voor een draaiende economie

Slide 15 - Diapositive

4.5 gevolgen van inflatie
De Europese centrale bank ECB streeft naar een inflatie van ongeveer 2% in de eurozone.  

De Europese Centrale Bank (ECB) wil de prijzen stabiel houden. Dat is de allerbeste bijdrage die de centrale banken kunnen leveren aan de welvaart van mensen in Europa.
Door meer of minder vraag te creëren probeert de ECB ervoor te zorgen dat het algemeen prijspeil met 2% stijgt. (dit doen ze door de rente aan te passen) Als de inflatie hoger dan 2% zou zijn, zou er kans zijn op geldontwaarding en een daling van de koopkracht.

Slide 16 - Diapositive

Hoofdstuk 4: Inkomen
4.6 reëel en nominaal inkomen

Slide 17 - Diapositive

4.6 reëel en nominaal inkomen

Slide 18 - Diapositive

4.6 reëel en nominaal inkomen
Nominaal inkomen
Het inkomen dat je feitelijk in euro's verdient, is een nominaal inkomen. (Dus gewoon je salaris/loon)


Als je nominale inkomen met 5% stijgt
en er is 3% inflatie, dan ga je er in
koopkracht 2% op vooruit. 

Slide 19 - Diapositive

4.6 reëel en nominaal inkomen
nominaal nationaal inkomen
  • Alle primaire inkomens (loon, rente, huur, winst en pacht) bij elkaar opgeteld van alle inwoners.

Slide 20 - Diapositive

4.6 reëel en nominaal inkomen
Reëel inkomen (koopkracht van je inkomen)
Als je rekening houdt met de gevolgen van inflatie voor je inkomen, spreek je van een reëel inkomen.

Formule: nominale inkomensverandering (%)-inflatie (%)= reëel inkomensverandering
Jip en Janneke taal: je loon wijzigt - de prijsstijging/daling= je koopkracht verandering

Slide 21 - Diapositive

4.6 reëel en nominaal inkomen
prijscompensatie
Als je nominale inkomen met 5% stijgt en er is 6% inflatie, dan ga je er in koopkracht 1% op achteruit.
Vakbonden willen dan 1% prijscompensatie (bijvoorbeeld loonsverhoging van 1%).
prijscompensatie is dat de stijging van de nominale lonen tenminste gelijk is aan de inflatie

Slide 22 - Diapositive

4.6 reëel en nominaal inkomen
koopkrachtverschillen
koopkracht ontwikkeling per bevolkingsgroep is verschillend. Dit komt door verandering van inkomens.

  •     afhankelijk van sterkte stijging/ daling uitkeringen ten opzichte van lonen
  •     gezinnen met schoolgaande kinderen (gedurende de schoolcarrière worden kinderen duurder, dus minder koopkracht over)
  •     gezinnen met kinderen heel jong of juist al uit huis hebben meer koopkracht

Slide 23 - Diapositive

4.6 reëel en nominaal inkomen
rekenmethodes:

reëele inkomensverandering = nominale inkomensverandering in % - inflatie in %

voor een heel land: 
verandering reële nominale inkomen in % = verandering nominale inkomensverandering in % - inflatie in %

Slide 24 - Diapositive

4.6 reëel en nominaal inkomen
Samengevat:
Nominaal inkomen = Wat iemand feitelijk aan Euro's verdient. (inkomen in euro's)
Reëel inkomen = nominaal inkomen gecorrigeerd voor prijsstijgingen. (koopkracht)
vraag:
Waarom is reëel inkomen een betere maatstaf?

Slide 25 - Diapositive

Huiswerk
Maken en nakijken 
de toepassingsvragen van 4.5 + 4.6

Slide 26 - Diapositive