H4.5 + H4.6 Ec. bekeken 4TL: 4.5

Hoofdstuk 4: Inkomen
Herhaling
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 4: Inkomen
Herhaling

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

4.1 inkomens verschillen
Inkomensbron
  • Arbeid
  • Bezit
Voor-/nadelen inkomensverschillen
Voordelen                                      Nadelen
Harder werken                               Zelfde inspanning voor                                                                    andere inkomens
Verder doorleren                           Maatschappelijke onrust

Slide 3 - Diapositive

4.1 inkomens verschillen
Wanneer mensen in de bijstand zitten kunnen ze terecht komen in de armoedeval:
- Het verschijnsel waardoor het niet aantrekkelijk is om te gaan werken

Slide 4 - Diapositive

4.2 inkomens: hoog tegenover laag
Het gelijk worden van inkomensverschillen noemen we nivelleren.

Wanneer de inkomens verder van elkaar liggen noemen we het denivelleren.

Slide 5 - Diapositive

4.2 inkomens: hoog tegenover laag
Hoe worden de verschillen groter/kleiner? 


Slide 6 - Diapositive

4.4 de prijs van een pizza
Oorzaken inflatie: 
  • Stijging van de vraag (bestedingsinflatie)
  • Kosten stijgen bij bedrijven (kosteninflatie)
  • Stijging importprijzen
  • De overheid vraagt meer geld

Slide 7 - Diapositive

Hoofdstuk 4: Inkomen
4.5 gevolgen van inflatie

Slide 8 - Diapositive

4.5 gevolgen van inflatie
Je leert vandaag wat de gevolgen zijn van inflatie, het minder waard worden van geld.
Daarnaast leer je over de koopkracht van het inkomen. Hierbij wordt gekeken naar het reëel en nominaal inkomen.

Slide 9 - Diapositive

4.5 gevolgen van inflatie
Als de koopkracht daalt (prijzen van producten stijgen):
  • kun je minder kopen voor hetzelfde geld >je geld wordt dus minder waard.
  • koopkracht consument daalt

Slide 10 - Diapositive

4.5 gevolgen van inflatie
inflatie en rente:
  • als de inflatie groter is dan de rente die je krijgt op je spaargeld dan is je spaargeld minder waard.
  • is de rente over je spaargeld gelijk of hoger dan de inflatie dan heeft de inflatie geen invloed op de waarde vermindering van je spaargeld.

Slide 11 - Diapositive

4.5 gevolgen van inflatie
voordeel inflatie
  • schulden dalen in waarde:
voorbeeld: Je hebt een schuld van 100,- maar na een poos kun je wellicht van die 100,- veel minder kopen dan op het moment dat je die schuld aanging. Je schuld is dan minder groot.
het afbetalen van rente en aflossing wordt steeds makkelijker.

Slide 12 - Diapositive

4.5 gevolgen van inflatie
ondernemersrisico:
Niemand weet hoe hoog de inflatie de komende jaren is. Ondernemers kunnen daardoor niet goed inschatten wat de kosten voor hen gaan zijn en kunne daad dus ook niet bij voorhand de prijzen op aan passen.

Slide 13 - Diapositive

4.5 gevolgen van inflatie
concurrentiepositie:
inflatie in Nederland is nadelig voor de concurrentie positie van ondernemers ten opzichte van het buitenland. (ze zijn duurder t.o.v. buitenlandse ondernemers)
Inflatie in het buitenland kan voordelig zijn voor de concurrentie positie van Nederlandse ondernemers. (ze zijn goedkoper ten opzichte van buitenlandse ondernemers)

Slide 14 - Diapositive

4.5 gevolgen van inflatie
Nadelen van inflatie:
  • koopkracht daalt
  • Spaargeld wordt minder waard
  • Ondernemersrisico wordt groter

Slide 15 - Diapositive

Hoofdstuk 4: Inkomen
4.6 reëel en nominaal inkomen

Slide 16 - Diapositive

4.6 reëel en nominaal inkomen
Nominaal inkomen
Het inkomen dat je in euro's verdient, is een nominaal inkomen. (Dus gewoon je salaris/loon)
Als je nominale inkomen met 5% stijgt
en er is 3% inflatie, dan ga je er in
koopkracht 2% op vooruit. 


Slide 17 - Diapositive

4.6 reëel en nominaal inkomen
koopkrachtverschillen
koopkracht ontwikkeling per bevolkingsgroep is verschillend. dit komt door verandering van inkomens.
  • afhankelijk van sterkte stijging uitkeringen ten opzichte van lonen
  • gezinnen met of zonder schoolgaan de kinderen
  • enz.


Slide 18 - Diapositive

4.6 reëel en nominaal inkomen
prijscompensatie
Als je nominale inkomen met 5% stijgt en er is 6% inflatie, dan ga je er in koopkracht 1% op achteruit.
Vakbonden willen dan 1% prijscompensatie (bijvoorbeeld loonsverhoging van 1%).
prijscompensatie is dat de stijging van de nominale lonen tenminste gelijk is aan de infaltie

Slide 19 - Diapositive

4.6 reëel en nominaal inkomen
Reëel inkomen (koopkracht van je inkomen)
Als je rekening houdt met de gevolgen van inflatie voor je inkomen, spreek je van een reëel inkomen.

Formule: nominale inkomensverandering (%)-inflatie (%)= reëel inkomensverandering
Jip en Janneke taal: je loon wijzigt - de prijsstijging/daling= je koopkracht verandering

Slide 20 - Diapositive

4.6 reëel en nominaal inkomen
nominaal nationaal inkomen
  • Alle primaire inkomens (loon, rente, huur, winst en pacht) bij elkaar opgeteld van alle inwoners.

Slide 21 - Diapositive