H5 NN 1-KGT Taalverzorging 1 Grammatica bijv.nw.

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

H5 Taalverzorging 1 Grammatica

bijvoeglijk naamwoorden

Leerdoel

Je leer over bijvoeglijk naamwoorden.

Woordsoorten

Elke zin bestaat uit woordsoorten. Elk woord valt onder een bepaalde woordsoort.

In deze les behandelen we de bijvoeglijk naamwoorden.

De afkorting van bijvoeglijk naamwoord = BN

bijvoeglijk naamwoorden

bijvoeglijk naamwoorden

dus (BN is onderstreept) 

- De aanbieding is fantastisch.

- De fantastische aanbieding.

- Dat T-shirt is goedkoop.

- Dat goedkope T-shirt.

stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden

nog meer stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden

zilveren          katoenen

gouden           houten

tinnen              metalen

ijzeren             leren

rieten                               

Een bijvoeglijk naamwoord is een ..

1. zinsdeel
2. woordsoort

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

1. museum
2. gesprek
3. beroemde
4. jongen

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

1. aardappel
2. het
3. geweldige
4. gescoord

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?

1. grote
2. dikke
3. fietste
4. gekke

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord.

1. kleine
2. brede
3. fietsten
4. gekke

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

1. De lelijke kast
2. De metalen kast
3. De grijze kast
4. De oude kast

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

1. snelle
2. tante
3. onvergetelijke
4. logeerpartij

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?

1. hoge
2. dikke
3. nieste
4. gekke

Wat is een
bijvoeglijk naamwoord?

1. Dat zijn namen van mensen, dieren of dingen.
2. Dat zegt iets over zelfstandige naamwoorden.
3. Dat is een werkwoord.

afkortingen woordsoorten

Even nog de afkortingen van de woordensoorten op een rijtje (die je al kent):

LW = lidwoord                                  ZN = zelfstandig naamwoord

BN = bijvoeglijk naamwoord     WW = werkwoord

Maken in het lesboek

Blz. 132-133

Maak eerst de startopdracht.

Maak daarna opdracht 1-2-3-5-6.

Snel klaar? Maak dan ook opdracht 4.

BN = bijvoeglijk naamwoord

LW = lidwoord

ZN = zelfstandig naamwoord

VZ = voorzetsel

Leren voor de toets

- Je weet (alle) bijvoeglijk naamwoorden in een zin te herkennen.

- Je weet ook stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden in een zin te herkennen.