Taalgereedschap Brons - les 2 - mv - schooljaar 24-25

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Taalgereedschap Brons - les 2 

werkwoordspelling - pvtt

Inprentwoorden (dicteewoorden)

Grammatica - meewerkend voorwerp 

Lezen

Planner

Dinsdag 23 januari - maken 3.2.A kolom a + b én 3.3.A + B

Dinsdag 27 februari - boekopdracht  2 inleveren

Dinsdag 12 maart - toets spelling/grammatica

Vrijdag 15 maart - inleveren bm Taalgereedschap Brons

Lesdoelen

Ik kan aangeven of de zin enkelvoudig of samengesteld is.

Ik kan de pvtt goed in de zin schrijven.

Ik kan de dicteewoorden (kolom A) foutloos schrijven.

Ik kan een mv in een zin herkennen.

Hoe kan ik bepalen of een zin enkelvoudig of samengesteld is?

Gisteren liep Finn van Zutphen naar Warnsveld, want hij wilde genieten van de natuur.

1. Enkelvoudig
2. Samengesteld

Gisteren liep op het schoolplein een
grote muis van de gevallen boterhammen te eten.

1. Enkelvoudig
2. Samengesteld

Ik zie, dat de witte kat daar loopt.

1. Enkelvoudig
2. Samengesteld

Werkwoordspelling

Oefenen

maandag 16 juni - dag van de werkwoordspelling 

Pvtt

1. Ik (waden) door het ondiepe water.​
   
2. Margot (knarsetanden) wanneer ze slaapt.​
   
3. (Worden) jij daar niet kwaad van?​
   
4. De dief (broeden) op een listig plan.​
   
5. (Besteden) toch niet zo veel geld aan kledij!

Antwoorden

1. Ik waad door het ondiepe water.​
   
2. Margot knarsetandt wanneer ze slaapt.​
   
3. Word jij daar niet kwaad van?​
   
4. De dief broedt op een listig plan.​
   
5. Besteed toch niet zo veel geld aan kledij!

Inprentwoorden

Dictee - 3 zinnen

Antwoorden

1. De muzikant wordt door zijn vriendin onmiddellijk van het podium gehaald.

2. De conciërge heeft een prachtige alinea over zijn beroep geschreven.

3. In januari heb ik een portemonnee op straat gevonden.

Grammatica zinsdelen

Dit is handig om te kunnen, omdat:

- je taalvaardiger wordt;

- je beter zinnen kunt formuleren en daardoor betere teksten kunt schrijven;

- je beter in een vreemde taal zinnen kunt schrijven;

- het onder algemene basiskennis valt.

Meewerkend voorwerp

Stel de vraag:

Aan wie / voor wie + gezegde + ow + lv

Mijn oma - geeft - een bos bloemen - aan mama.

Aan wie geeft mijn oma een bos bloemen? --> aan mama

mv = aan mama

Ik zal jou binnenkort mijn leesboek geven.
mv =

1. Ik
2. zal geven
3. jou
4. mijn leesboek

Bedenk een zin met een meewerkend voorwerp.

Zelfstandig werken

3.2.A kolom a + b

3.3.A - opfrissen grammatica

3.3.B - meewerkend voorwerp