wk 21:

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Lezen in je leesboek

Lesdoelen:

• Je weet wat een kernzin is en waar die in de alinea staat.
  
• Je weet hoe je de verbanden opsomming, tegenstelling en reden kunt vinden. 
• Je kunt de hoofd- en bijzaken in een tekst aanwijzen. 
• Je weet hoe een tekst kan worden ingeleid en afgesloten.

Waar in een alinea kun je de kernzin vinden?

Bij welk verband hoort het signaalwoord 'maar'?

1. opsomming
2. reden
3. tegenstelling

Bij welk verband hoort het signaalwoord 'en'?

1. opsomming
2. reden
3. tegenstelling

Bij welk verband hoort het signaalwoord 'ook'?

1. opsomming
2. reden
3. tegenstelling

Bij welk verband hoort het signaalwoord 'want'?

1. opsomming
2. reden
3. tegenstelling

Hoofd- en bijzaken

Hoofdzaken vormen de belangrijkste zinnen in de tekst. Bijzaken zijn zinnen met voorbeelden en of extra uitleg erin. 

Hoe vind je dus de hoofdzaken? 

1. Ga op zoek naar de kernzin

2. Streep vervolgens alle zinnen (of gedeeltes van zinnen) weg met voorbeelden of extra uitleg.

3. Wat je overhoudt zijn zinnen die samen de hoofdzaak vormen.  

Maak nu de opdracht 'hoofdzaken en bijzaken' die je per mail ontvangt. 

Ben jij selectief in welke kleding jij 's ochtends aantrekt voordat je naar school gaat?

Opdracht maken:

Ga naar bladzijde 108 en lees de tekst 'Duurzame mode, fairtradekleding en slow fashion'. 

Maak nu opdracht 12 en 13.

Wie heeft er wel eens kleding via Vinted gekocht of zou daar in de toekomst wel willen kopen?

indeling van teksten

1. Zoek in tweetallen een voorbeeld
   bij iedere manier waarop een tekst
   kan worden ingeleid.
    
2. Zoek in tweetallen een voorbeeld bij
   de drie manieren waarop een tekst
   kan worden afgesloten. 
   
   
   Zet alle voorbeelden in 1 document
   en geef het document de naam 
   'indeling van teksten'.   

Opdracht maken:

Ga naar bladzijde 111 en lees de tekst 'Tweedehands steeds populairder onder jongeren'. 

Maak nu opdracht 14

Lezen in je leesboek

H10 Schone aarde

Lesdoelen:

• Je weet hoe een tekst kan worden ingeleid en afsloten. 
• Je oefent met deze manieren.
• Je kunt de hoofd- en bijzaken in een tekst aanwijzen. 
• Je weet wat de hoofdgedachte van een tekst is en kan deze uit een tekst halen. 

De hoofdgedachte

Opdracht: Open nog een keer de tekst de tekst over de problemen in Rotterdam die je per mail hebt ontvangen in de vorige les. Probeer de hoofdgedachte van deze tekst te bepalen. 

De hoofdgedachte staat vaak in de inleiding of in het slot. 

Opdrachten maken:

Ga naar bladzijde 120 en maak opdracht 23 en 24. 

Ga naar bladzijde 133 en maak opdracht 32

Maak daarna de opdracht 'hoofdgedachte' die je per mail hebt ontvangen.