Les 3: 9 tm 14

Hoe zat het ook alweer?
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:
De politie arresteerde de demonstranten op de A12.
1 / 15
suivant
Slide 1: Question ouverte
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Hoe zat het ook alweer?
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:
De politie arresteerde de demonstranten op de A12.

Slide 1 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
De zonnepanelen wekken elektriciteit op.

Slide 2 - Question ouverte

Wat is het onderwerp in deze zin:
De telefoon rinkelde de hele dag.

Slide 3 - Question ouverte

In welke zinnen staat:
Flavus heeft een zwaard
A
Flavus gladium habet.
B
Flavum gladius habet.
C
Gladius Flavum habet.
D
Gladium Flavus habet.

Slide 4 - Quiz

naamval
functie
pater
avus
1. onderwerp
2. naamwoordelijk deel        van het gezegde
lijdend voorwerp
nominativus
accusativus
avus
avum
pater
patrem

Slide 5 - Question de remorquage

naamval
functie
pater
avus
nominativus
1. onderwerp
2. naamwoordelijk deel        van het gezegde
pater
avus
accusativus
lijdend voorwerp
patrem
avum
Naamvallen en functies: aanvulling

Slide 6 - Diapositive

Miles Romanus

1. Flavus miles Romanus est.

2. In oppido ambulat.

3. In oppido non habitat, sed in catris Romanis.

4. Oppidum prope castra Romana est. 

Slide 7 - Diapositive


5. Cotidie Flavus laborat et exercet.

6. Flavus gladium et scutum habet.

7. Uxorem habet. Uxor in oppido habitat.

8. Filium et filiam non habet.

Slide 8 - Diapositive


En nu jij! Schrijf een stukje tekst, in het Latijn, waarin je jezelf en je familie voorstelt. Houd het simpel voor jezelf, en gebruik vooral woorden die je al kent (zie p. 11 en 21 van je boekje). Extra woorden:


ik heb
mijn
broer
ik woon
=
=
=
=
habeo
meus, mea, meum
frater, fratrem
habito

Slide 9 - Diapositive

De Romeinse goden. Of de Griekse?

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Latijn: persoonsvormen
werkwoord: stam + uitgang

Bijvoorbeeld: 
Flavia laborat    -    Flavia werkt

stam: labora
uitgang: -t

Slide 12 - Diapositive

Latijn: persoonsvormen
laboro
laboras
laborat

laboramus
laboratis
laborant
ik werk
jij werkt
hij/zij/het werkt

wij werken
jullie werken
zij werken

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Grieks oefenen
Schrijf de volgende letters (klein):
alfa - gamma - dzeta - kappa - mu

Schrijf de volgende hoofdletters:
beta - delta - epsilon - eta - labda

Slide 15 - Diapositive