O5: woordvolgorde (wk 19, les 1)

• NT2
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Welkom O5!

NT2/Nederlands

A1-A2

2-06-2023

Telefoons in de tas, alsjeblieft.

Wat leer ik deze les?

•                  Je gaat oefenen met de woordvolgorde.

•               You will practice with the word order.

Wat gaan we doen?

• Grammatica: woordvolgorde
• Zelfstandig werken
• Klokkijken 
• Getallen bingo
• Spreken
• DISK: verhaal schrijven
• Bordspel

Afspraken in de les 

• Telefoon in de tas.
• Niet eten.
• Vraag? Steek je vinger op. Niet roepen!

Wat gaan we doen / leren?

• je  leert hoe je een goede zin maakt
• je leert nieuwe woorden
• je gaat samenwerken met een klasgenoot

Woordvolgorde

onderwerp/persoonsvorm/tijd/wat

Herhaling

wie/ww/wat

Voorbeeld

Ik | lees | een boek.

'Ik' = 

'lees' =

'een boek' = 

een boek - jullie - lenen

drinkt - een glas ranja - zij

Iets moeilijker

Wat is: wie/ww/tijd/wat?

wie is het onderwerp (ik, hij, Johan, ....)

werkwoord is de persoonsvorm (fietsen, lopen, zijn, ...

tijd is de tijd van iets (vandaag, morgen, ...)

wat zijn de overige zinsdelen

Voorbeeld

Ik | ga | morgen | naar school.

'Ik' is het onderwerp

'ga' is de persoonsvorm

'morgen' is de tijd

'naar school' is de wat

Voorbeeld

Hij | fietst  | nu | naar school.

'Hij' is het onderwerp

'gaat' is de persoonsvorm

'nu' is de tijd

'naar school' is de wat

woordvolgorde

onderwerp-1e werkwoord-tijd-plaats-(2e werkwoord)

Ik fiets morgen naar school.

De leerlingen willen vandaag op school een spel spelen.

onderwerp en werkwoord horen bij elkaar!

woordvolgorde

Maar soms wil je iets anders op de eerste plaats zetten: bijvoorbeeld de tijd 

tijd- werkwoord-onderwerp-plaats 

Volgende week krijgen de leerlingen een kerstlunch op school.

Op 30 december bakt mijn moeder oliebollen in de keuken.

Wat is de persoonsvorm?

Karel leert vanavond voor de toets.

1. Karel
2. leert
3. vanavond
4. voor de toets

Wat is de tijd?

David wijst nu naar zijn oren.

1. David
2. wijst
3. nu
4. naar zijn oren

ligt - Johan - in bed - vandaag

woordvolgorde

Bij een vraag komt het werkwoord op de 1e plaats:

1e werkwoord-onderwerp-tijd-plaats-2e werkwoord

Moet  ik morgen naar school fietsen?

 Willen de leerlingen vandaag op school een spel spelen?

Vraagzinnen

Bij vraagzinnen wordt het onderwerp en persoonsvorm omgedraaid.

De rest van de zin blijft hetzelfde.

Voorbeeld

Leer | jij | vandaag | veel?

'Leer' is de persoonsvorm

'jij' is het onderwerp

'vandaag' is de tijd

'veel' is de wat

Voorbeeld

Gaat | Matthijs | vandaag | naar school?

'Gaat' is de persoonsvorm

'Matthijs' is het onderwerp

'vandaag' is de tijd

'naar school' is de wat

we - Gaan- - naar het zwembad- volgende week vrijdag?

ben-jij-op-school-niet-Waarom?

Van A tot Zin

 4.9

Opdr. 1, 4, 5, 6

Klokkijken

www.rekenen-oefenen.nl

Klokkijk BINGO

dobbelspel zinnen

• Gooi  2 dobbelstenen.
• Maak samen een zin.
•  Beide plaatjes moeten in de zin gebruikt worden.
• Denk aan de volgorde!

Spel

We doen een spel.

Het is een spel over alles van NT2.

Ik leg het spel uit.

Je doet het spel met een groepje.