Les 2 hulpww zww - verwijswoorden

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Zorg dat je startklaar bent
Leesboek, Nieuw Nederlands, pen, en aantekeningenschrift. 

Mevr. Verweij





Welkom bij 
Nederlands

Slide 2 - Diapositive

10 minuten lezen! 
timer
1:00

Slide 3 - Diapositive

Lesdoelen
  • Ik weet wat hulpwerkwoorden en zelfstandige werkwoorden zijn en kan deze herkennen in een zin. 
  • Ik kan het gezegde en het onderwerp in een zin herkennen.
  • Ik weet de juiste verwijswoorden te gebruiken.
  • Ik herhaal de regels bij 't fokschaap. 
  • Ik doe actief en geconcentreerd mee, want de moeilijkste onderwerpen uit de toets worden vandaag behandeld! 


Slide 4 - Diapositive

Plan einde periode 2
  • Les 1 (vandaag): KLT afmaken / leesvaardigheid
  • Les 2 (19 jan.): PW Lezen (par. 3 en 4)
  • Les 3 (26 jan.): Formuleren en grammatica uitleg
  • Les 4 (2 feb.): Leestoets inzien / vragen stellen pww

Slide 5 - Diapositive

Grammatica woordsoorten

zelfstandig naamwoord
(stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord

Grammatica zinsdelen

Persoonsvorm
Zinsdelen
Onderwerp
Gezegde

Slide 6 - Diapositive

Paragraaf 6 Woordsoorten: soorten werkwoorden
  • 2 soorten: zelfstandig en hulpwerkwoord (zww, hww)
  • Zin met 1 werkwoord: zww.
  • Zin 2 of meer werkwoorden: slechts 1 zww, de rest is hww.
  • Zww kun je niet weglaten, want anders weet je niet wat er gebeurt in de zin. 
  • Zww staat meestal achterin de zin. 

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld
  • Tijdens het concert heeft het publiek uit volle borst meegezongen.
  • Tijdens het concert heeft het publiek uit volle borst meegezongen
  • Heeft = hww
  • meegezongen = zww
  • Zonder meegezongen weet je niet wat er gebeurt in de zin. 

Slide 8 - Diapositive

Bepaal alle ww'en per zin en zet erachter hww of zww

  1. Ooit zal mijn broer Daan een van de beroemdste volleyballers van onze regio worden.
  2. Gisteren was er in hun klas iemand verkouden.
  3. Volgens hem zou menigeen wel zo’n succesvolle gitarist kunnen zijn.





 









Slide 9 - Diapositive

Bepaal in iedere zin wat pv, ow en gez. is. 

  1. Ooit zal mijn broer Daan een van de beroemdste volleyballers van onze regio worden.
  2. Gisteren was er in hun klas iemand verkouden.
  3. Volgens hem zou menigeen wel zo’n succesvolle gitarist kunnen zijn.





 









Slide 10 - Diapositive

Spelen met werkwoorden
  • Breid de zin uit met een hulpwerkwoord: Sezen draait graag muziek. 
  • Verwijder de hulpwerkwoorden in de zin, er blijft een zin over die grammaticaal klopt: Onlangs heeft de violist zijn oude viool laten restaureren. 

Slide 11 - Diapositive

Spelen met werkwoorden
  • Met je buur samenwerken, 7 minuten. 
  • Verzin 2 gekke werkwoorden die bestaan en 1 nieuw werkwoord dat nog niet bestaat. Verzin erbij wat je nieuwe werkwoord zou betekenen.
  • Leukste nieuwe werkwoord met juiste vervoeging krijgt een traktatie.
  • Vervoeg deze 3 nieuwe werkwoorden: ik / jij / wij in de tegenwoordige en verleden tijd.
  • Voorbeeld: Pliepsen - ik plieps (tt) - jij pliepst (tt) - wij pliepsen (tt) - ik pliepste (vt) - jij pliepste (vt) - wij pliepsten (vt)

timer
1:00

Slide 12 - Diapositive

Zwakke werkwoorden

  • Gebruik 't fokschaap
  • 't fokschaap alleen voor de verleden tijd en voltooid deelwoord gebruiken.

Voorbeeld: schaatsen - schaatste - geschaatst

Sterke werkwoorden

Hebben eigen vervoeging, zonder gebruik te maken van 't fokschaap

Voorbeeld: lopen - liep

Slide 13 - Diapositive

Formuleren
  • Filmpje uit het boek met uitleg bij paragraaf 4
  • Kijk jij deze filmpjes ook bij het maken van huiswerk of het leren?
  • Bekijk het filmpje en maak een samenvatting voor jezelf in 5 zinnen tijdens het kijken. 

Slide 14 - Diapositive

Huiswerk nakijken
Pag. 237 
Opdracht 5

Slide 15 - Diapositive

Antwoorden opdracht 5 
  1. hun 
  2. zijn, hij
  3. hem/haar, hem/haar, hij/zij
  4. zijn, hem, hij, haar

Slide 16 - Diapositive

Volgende week: huiswerk
  • Bereid 2 vragen voor die je wilt stellen over de stof voor de proerfwerkweek. 

Slide 17 - Diapositive