Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Wat gaan we deze les doen
Uitleg 2.3
Maken opdrachten in je WB
Slide 1 - Diapositive
Kringloop
In de natuur ontstaat er een kringloop waarbij stoffen
steeds opnieuw worden gebruikt.
Koolstofkringloop
Stikstofkringloop
Opnamen van anorganische stoffen
Afsterven van planten en dieren
Ontbinding van planten en dieren (reducenten)
Mineralen, koolstofdioxide en water
Daarna volgt weer stap 1
Slide 2 - Diapositive
koolstofkringloop
producenten maken glucose van koolstofdioxide uit de lucht.
Bij verbranding komt koolstofdioxide vrij.
Producenten en consumenten zetten glucose om in andere organische stoffen. (gebruiken het als brandstof)
consumenten geven de koolstof door bij het opeten van elkaar
Reducenten gebruiken organische stoffen als brandstof.
Bij verbranding komt koolstofdioxide vrij.
Slide 3 - Diapositive
Stikstofkringloop
Droge lucht bestaat ongeveer uit 78% stikstof, 21% zuurstof en 1% edele gassen en waterstof.
Mensen, planten en dieren kunnen geen stikstof opnemen uit de lucht.
Stikstof wel belangrijk-> belangrijk bestandsdeel van eiwitten.
Slide 4 - Diapositive
Stikstofkringloop
Producenten nemen nitraat op uit de bodem. Nitraat en glucose wordt omgezet in plantaardige eiwitten.
Consumenten eten de planten op: plantaardige eiwitten ->dierlijke eiwitten.
Rotting bacteriën zetten de eiwitten van dode consumenten om in ammoniakgas (in de lucht) en ammonium( in de bodem).
Andere bacteriën zetten ammonium om in nitraat in de bodem. -> wortels van planten nemen dit op.
Stikstofbindende bacteriën: zetten stikstof uit de lucht om in nitraat komt voor in de wortelknolletjes van planten.
Slide 5 - Diapositive
wortelknolletjes
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Aan de slag
2.3 opdracht 17, 20, 23 en 24
Klaar, werk je lijst met vetgedrukte woorden bij in je schrift
timer
10:00
Slide 8 - Diapositive
Deze les
Herhaling 2.3
Bespreken huiswerkopdrachten en opgave 21
Theorie 2.4
Maken opgaven 2.4
Slide 9 - Diapositive
Uitleg filmpjes kringlopen
koolstofkringloop:
https://www.youtube.com/watch?v=phaOT-MjNIo
Stikstofkringloop:
https://www.youtube.com/watch?v=fw413dIw9gA
Slide 10 - Diapositive
Waarom heeft piramide van biomassa altijd een piramide vorm
A
Er zijn meer predatoren
B
Er zijn altijd meer producenten
C
Er gaat per schakel energie verloren
Slide 11 - Quiz
Welke kringloop is dit?
A
De stikstofkringloop
B
De koolstofkringloop
C
De zuurstofkringloop
D
De kringloop van het leven
Slide 12 - Quiz
wat neemt de plant op van de stikstofkringloop?
A
nitriet
B
water
C
glucose
D
nitraat
Slide 13 - Quiz
In de koolstofkringloop worden door veel organismen stoffen verbrand. Welke organismen in de koolstofkringloop doen aan verbranding?
A
planten
B
dieren
C
dieren en schimmels
D
zowel planten, dieren als schimmels
Slide 14 - Quiz
Welke N-rijke stof zit er in urine van koeien?
A
ammoniak
B
nitriet
C
nitraat
D
ureum
Slide 15 - Quiz
In de stikstofkringloop vindt in de grond een omzetting plaats van afval (dode resten van organismen) in (stikstof)mineralen. Welke organismen zorgen voor deze omzetting?
A
Planten
B
Dieren
C
Bacteriën en schimmels
D
Zowel planten, dieren, schimmels als bacteriën
Slide 16 - Quiz
Leerdoelen
Slide 17 - Diapositive
Biotische en abiotische factoren
Alle organismen worden beïnvloed door het milieu (= leefomgeving)
Biotische factoren = invloeden uit de levende natuur
Abiotische factoren = Invloeden uit de levenloze natuur
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Niveaus van de ecologie
Individu
Populatie
Levensgemeenschap
Ecosysteem
Slide 20 - Diapositive
Populatiegrootte
Hangt af van invloeden vanuit de omgeving
Biologisch evenwicht: toestand waarin de grootte van elke populatie in een ecosysteem schommelt om een bepaalde waarde
Slide 21 - Diapositive
Optimum
kromme
Elk organisme kan maar een bepaalde schommeling in temperatuur verdragen
Slide 22 - Diapositive
Horen soortgenoten bij biotische of abiotische factoren?
A
biotische factoren
B
abiotische factoren
Slide 23 - Quiz
Hoort neerslag bij biotisch of abiotische factoren?
A
biotische factoren
B
abiotische factoren
Slide 24 - Quiz
Biotisch
Abiotisch
Wind
Lucht
Zuurstof
Water
Grond
Roofvijanden
Soort
genoten
Plant
Bacterie
Voedsel
Slide 25 - Question de remorquage
Een koe in een weiland
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
populatie
D
ecosysteem
Slide 26 - Quiz
Alle madeliefjes in een weiland
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
populatie
D
ecosysteem
Slide 27 - Quiz
Zet de organisatieniveaus in de juiste volgorde van klein naar groot.
1
3
4
5
6
Individu
Populatie
Levensgemeenschap
Biosfeer
Ecosysteem
Slide 28 - Question de remorquage
Vraag 1: Wat is de maximumtemperatuur? Vraag 2: Wat is de optimumtemperatuur?
A
1. 35 graden
2. 10 graden
B
1. 35 graden
2. 50 graden
C
1. 50 graden
2. 10 graden
D
1. 50 graden
2.35 graden
Slide 29 - Quiz
Sleep de termen naar de juiste plaats in de tolerantiecurve en benoem de assen
minimum
optimum
maximum
abiotische factor
aantal individuen
Slide 30 - Question de remorquage
Bekijk de afbeelding. Welke soort heeft het grootste verspreidingsgesprek?
A
soort A
B
soort B
C
soort C
D
soort D
Slide 31 - Quiz
Wanneer spreken we van een biologisch evenwicht?
A
Als de populatiegrootte altijd hetzelfde is
B
Als de populatiegrootte een populatiegrootte is
C
Als de populatiegrootte rond een gelijke waarde schommelt
D
Als de dieren in een populatie even zwaar zijn
Slide 32 - Quiz
In een grasland komen muizen en velduilen voor. Enkele zomers is het al erg droog. Er is steeds minder gras. Komen er meer of minder kerkuilen voor of blijft het aantal gelijk?
A
meer kerkuilen
B
minder kerkuilen
C
blijft gelijk
Slide 33 - Quiz
Maak een voedselketen, door de organisme naar de juiste plaats te slepen.