BL les 5: Tekstverbanden (theorie en oefenen)

Nederlands

Begrijpend lezen Les 5 
Tekstverbanden en signaalwoorden

VG2 - P2 - 2023-2024
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands

Begrijpend lezen Les 5 
Tekstverbanden en signaalwoorden

VG2 - P2 - 2023-2024

Slide 1 - Diapositive

Vorige lessen heb je geleerd ...

... welke tekstdoelen, tekstsoorten en publiek we kennen.
... welke functies de rest van een alinea (buiten de kernzin) kan hebben.
... waar in de alinea de kernzin kan staan.
... hoe je de hoofdzaken in een tekst kunt vinden. 



Slide 2 - Diapositive

Aan het eind van deze les ...

... ken je een aantal tekstverbanden.
... weet je dat tekstverbanden worden aangegeven door signaalwoorden.
... weet je dat de tekstverbanden uit 2 delen bestaan. 
... weet je hoe je de teksverbanden moet noteren

Slide 3 - Diapositive

Alinea-, zin- en tekstverbanden

Zinnen en alinea’s staan niet zomaar achter elkaar. 
Meestal is er een verband binnen zinnen, tussen zinnen en tussen alinea’s
Deze verbanden worden aangegeven door een signaalwoord

Signaalwoorden zorgen voor een duidelijke rode draad en verhogen de leesbaarheid van een tekst.

Slide 4 - Diapositive

Verbanden binnen zinnen, tussen zinnen en tussen alinea's
Signaalwoorden verbinden zinnen aan elkaar en zorgen zo voor een goedlopende, begrijpelijke samengestelde zin.
Ik houd van pizza, maar niet van pasta.

Signaalwoorden kunnen ook 2 losstaande enkelvoudige zinnen aan elkaar verbinden. Ik houd van pizza. Ik houd echter niet van pasta.

Daarnaast kunnen signaalwoorden alinea's met elkaar verbinden.

Slide 5 - Diapositive

Tekstverbanden
Uitspraak-opsomming 
Na een uitspraak worden verschillende dingen opgesomd.
Signaalwoorden: ook, verder, bovendien, daarnaast, nog, niet alleen...maar ook, ten eerste, ten tweede

Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen (= uitspraak).
In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook  vind ik het heerlijk om een spannend boek te lezen (= opsomming van drie zaken). 




Slide 6 - Diapositive

Tekstverbanden
Uitspraak-tegenstelling
Na een uitspraak wordt het tegengestelde beweerd.
Signaalwoorden: maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds ...anderzijds, daar staat tegenover

Evert is een ontzettend avontuurlijke vent (= uitspraak).
Zijn vriend daarentegen is een enorme huismus die er geen behoefte aan heeft bijzondere dingen te beleven (= tegenstelling). 

Slide 7 - Diapositive

Tekstverbanden
Uitspraak-voorbeeld 
Na een uitspraak volgt een voorbeeld / een aantal voorbeelden.
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, als voorbeeld, zo, zoals

Je kunt in de spits haast niet meer opschieten in de Randstad (= uitspraak).
Zo kost het je vaak twee uur om van Den Haag naar Rotterdam te reizen, een afstand die je normaal in twintig minuten aflegt (= voorbeeld).



Slide 8 - Diapositive

Tekstverbanden
Middel-doel
Iemand noemt een doel en een middel waarmee dat doel kan worden bereikt. Signaalwoorden: waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om te...

De  stichting Wakker Dier komt op voor de dieren (= doel). Door middel van reclamespotjes op de televisie vraagt die club aandacht voor het ellendige leven van kippen en varkens in de bio-industrie (= middel). 


Slide 9 - Diapositive

Tekstverbanden
Uitspraak-vergelijking
Na een uitspraak worden er twee of meer dingen met elkaar vergeleken.
Signaalwoorden: zoals, hetzelfde, dezelfde, in vergelijking met, net als

Net als bij Nederlands (= vergelijking) is het bij Engels belangrijk dat je verbanden in een tekst kunt herkennen (= uitspraak).

Slide 10 - Diapositive

Tekstverbanden
Oorzaak-gevolg
Iemand doet een uitspraak die een oorzaak heeft. Daarna wordt het gevolg genoemd.
Signaalwoorden: daardoor, hierdoor, doordat, zodat, waardoor

Het heeft de afgelopen winter nauwelijks gevroren  (= oorzaak).
Hierdoor konden we niet schaatsen (= gevolg). 

Slide 11 - Diapositive

Tekstverbanden
Uitspraak-reden
Na of voor een uitspraak wordt een rden genoemd. Een reden geeft aan waarom iemand iets wel of niet doet.
Signaalwoorden: daarom, want, omdat, namelijk

Voor voetbalwedstrijd heb je een goede conditie nodig (= uitspraak), daarom train ik twee keer in de week (= reden).

Slide 12 - Diapositive

Oorzaak-gevolg versus Uitspraak-reden
Een oorzaak heeft een gevolg, daar heb je geen invloed op. 
Wanneer je bijvoorbeeld een pot nutella laat vallen (oorzaak), is de kans groot dat de pot kapot is (gevolg). 

Een reden gebruik je alleen wanneer je iets te kiezen hebt. Een reden heeft ook een verklaring. Voorbeeld: Omdat hij zijn brood niet heeft opgegeten, mag hij nu geen taart.

Slide 13 - Diapositive

Oorzaak-gevolg versus Uitspraak-reden

Het interview kon niet doorgaan, omdat de geïnterviewde ziek was = fout.
Veel oogsten gingen verloren omdat het vroor = fout.

Waarom is dit fout?
‘Omdat’ gebruik je bij een reden en ‘doordat’ bij een oorzaak. Op een reden kun je invloed uitoefenen, maar een oorzaak overkomt je. Het moet dus zijn: 'doordat'.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Noteerwijze
‘Naar verwachting wordt ruimtetoerisme in de toekomst steeds betaalbaarder en dus toegankelijker voor een groot publiek.’

Welk verband geeft het signaalwoord ‘dus’ hier aan? 
Schijf de beide delen van dit verband op.

Uitspraak-conclusie
 
Uitspraak: ruimtetoerisme wordt in de toekomst steeds betaalbaarder
Conclusie: ruimtetoerisme wordt toegankelijker voor een groot publiek. 

Slide 16 - Diapositive

Aan de slag!
Pak je boek.
Ga naar blz. 150/151.
Lees de tekst: Chinese karakters ontcijferen

Log in bij LU. 
Ga naar: BL les 5
Maak de vragen bij de tekst vanaf slide 18.

Slide 17 - Diapositive

1. Wat is de functie van de titel?

Slide 18 - Question ouverte

2. Waar staat de kernzin van alinea 2?

Slide 19 - Question ouverte

3. Wat is de kernzin van alinea 3?

Slide 20 - Question ouverte

4. Geeft het tussenkopje 'Vwo-niveau' goed de kern van de alinea weer? Licht je antwoord
toe.

Slide 21 - Question ouverte

5. Is deze zin een hoofdzaak of een bijzaak?
'In afwachting van het voorstel en het besluit leggen de leerlingen op de pilotscholen
de pilotexamens Chinees B2 af (r. 32-33)

Slide 22 - Question ouverte

6. Is deze zin een hoofdzaak of een bijzaak?
'Zij mogen Chinees gewoon deellaten uitmaken van hun examenpakket.' (r. 33-34)

Slide 23 - Question ouverte

7. Is deze zin een hoofdzaak of een bijzaak?
'Haijam Zijlma-Jiang, docent Chinees op een van de pilotscholen in Hilversum, heeft
maar tien leerli ngen die Chinees als examenvak hebben gekozen.' (r. 34-36)

Slide 24 - Question ouverte

8. Is deze zin een hoofdzaak of een bijzaak?
'Het examenniveau Chinees is dan ook niet te vergelijken met dat van bijvoorbeeld
Frans of Russisch.' (r. 37-39)

Slide 25 - Question ouverte

9. Is de laatste alinea een goede afsluiting van de tekst? Licht je antwoord toe.

Slide 26 - Question ouverte

10. Welk signaalwoord kom je tegen in regel 23?

Slide 27 - Question ouverte

11. Welk verband geeft dit aan?

Slide 28 - Question ouverte

12. Wat is de uitspraak? En wat is de opsomming?

Slide 29 - Question ouverte

13. Welk signaalwoord vind je in regel 29?

Slide 30 - Question ouverte

14. Welk verband hoort hierbij?

Slide 31 - Question ouverte

15. Welk signaalwoord kom je tegen in regel 40?

Slide 32 - Question ouverte

16. Welk verband hoort daarbij?

Slide 33 - Question ouverte

17. Welk signaalwoord kom je tegen in regel 42?

Slide 34 - Question ouverte

18. Welk verband hoort daarbij?

Slide 35 - Question ouverte

19. Welk signaalwoord kom je tegen in regel 46?

Slide 36 - Question ouverte

20. Welk verband hoort daarbij?

Slide 37 - Question ouverte

Tot slot...

... een aantal vragen om na te gaan of je de stof hebt begrepen.

Slide 38 - Diapositive

Ik weet wat tekstverbanden zijn.
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
bijna helemaal

Slide 39 - Quiz

Ik weet hoe ik tekstverbanden kan herkennen.
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
bijna helemaal

Slide 40 - Quiz

Ik weet hoe ik tekstverbanden moet noteren ls er wordt gevraag de beide delen te noteren.
A
ja!
B
geen idee
C
een beetje
D
zo goed als

Slide 41 - Quiz

Mijn conclusie over mijn kennis over tekstverbanden...

Slide 42 - Question ouverte

Slide 43 - Diapositive