1.1 werkwoorden, 2.1 pv, ow en gez, 2.3 enkelvoudige en samengestelde zinnen
1 / 16
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welk woord is een werkwoord?
A
Anne
B
gebeuren
C
de
D
huis
Slide 2 - Quiz
Slide 3 - Diapositive
Wat is het werkwoord?
A
school
B
scholing
C
samenscholen
D
schoolleiding
Slide 4 - Quiz
De persoonsvorm...
A
is iemand die wat doet
B
is een werkwoord
C
is een naam
D
is een figuur van iemand
Slide 5 - Quiz
De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
__________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Jorrit
wil
morgen
een appeltaart
bakken.
persoonsvorm
gezegde
onderwerp
Slide 12 - Question de remorquage
Wat is fout aan deze zin?
De musea gaat binnenkort weer open.
De musea gaat binnenkort weer open.
Slide 13 - Question ouverte
Slide 14 - Diapositive
Wat is fout aan deze zin?
Ik heb haar geschreven maar heeft ze nog niet gereageerd.
Ik heb haar geschreven maar heeft ze nog niet gereageerd.
