v3 redekundig ontleden basistoets vooraf

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm
1 / 20
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 1 - Quiz


Gaan we vanmiddag zwemmen?
_____
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 2 - Quiz

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.

De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 3 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Als onderwerp kozen ze pooldieren.
A
Onderwerp
B
Pooldieren
C
Kozen
D
Ze

Slide 4 - Quiz

Wat is de regel om het onderwerp van een zin te vinden?
A
wie of wat = onderwerp
B
wat = onderwerp
C
wie of wat +pv = onderwerp
D
Je hebt geen regel nodig

Slide 5 - Quiz

Welk gezegde?

Ik word ongeduldig.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quiz

Welk gezegde?

Het jongetje loopt naar school.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 7 - Quiz

Welk gezegde?

Het gebouw wordt afgebroken.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 8 - Quiz

Wat is het mv?

Mevrouw Smits geeft een pen aan Jasper.
A
een pen= mv
B
aan Jasper= mv
C
Mevrouw Smits= mv
D
geeft= mv

Slide 9 - Quiz

Welk gezegde?
Zijn vriend was gisteren ineens ziek geworden.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 10 - Quiz

Wij zitten aan de waterkant.
Wat is het mv?
A
Wij
B
zitten
C
aan de waterkant
D
Geen mv

Slide 11 - Quiz


Staat in deze zin een vzv of mv?

Ik waarschuwde haar voor de gevolgen van haar acties.
A
vzv
B
mv

Slide 12 - Quiz

lv of mv?

Zulke IJslandse husky's kunnen moeiteloos EEN ZWAARBELADEN SLEE trekken.
A
lv
B
mv

Slide 13 - Quiz


 Staat in deze zin een vzv of mv?

Ik ben bang voor de tandarts.
A
vzv
B
mv

Slide 14 - Quiz

In welke volgorde moet je een zin ontleden?
A
ow - pv - bwb - wwg - mv - lv
B
ow - bwb - lv - mv - pv -wwg
C
pv - wwg - ond - lv - mv - bwb
D
pv - ow- bwb - lv - mv - wwg

Slide 15 - Quiz

Heeft elke zin een MV?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

VZV of BWB?

De leerlingen luisteren naar de docent.
A
naar de docent = vzv
B
naar de docent = bwb

Slide 17 - Quiz

Wat is de bwb in volgende zin?

Nu kopen we voor moeder bloemen.
A
Geen bwb
B
Voor moeder
C
Bloemen
D
Nu

Slide 18 - Quiz

Wat is de bwb?

Wie wil dit morgen doen?
A
Geen bwb
B
Wie
C
Dit
D
Morgen

Slide 19 - Quiz

vzv of bwb?

De leerlingen rekenen nog steeds op ruitjespapier.
A
vzv
B
bwb

Slide 20 - Quiz