3V NN H6 Formuleringsfouten op zinsniveau (incongruentie, beknopte bijzin, samentrekking, lijdende vorm, symmetrie, begrenzing...))

Herhaling: formuleringsfouten op zinsniveau
  1. incongruentie
  2. foutieve beknopte bijzin
  3. foutieve samentrekking
  4. onnodig lijdende vorm
  5. onjuist verwijswoord
  6. onjuist inversie
  7. geen symmetrie & onjuiste zinsbegrenzing
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herhaling: formuleringsfouten op zinsniveau
  1. incongruentie
  2. foutieve beknopte bijzin
  3. foutieve samentrekking
  4. onnodig lijdende vorm
  5. onjuist verwijswoord
  6. onjuist inversie
  7. geen symmetrie & onjuiste zinsbegrenzing

Slide 1 - Diapositive

Formuleren op zinsniveau
1. Incongruentie

Slide 2 - Diapositive

Incongruentie
In een zin behoren OW en PV te congrueren: ze zijn in getal gelijk aan elkaar

OW = meervoud <-> PV = meervoud 
De mannen kopen een drankje.

OW = enkelvoud <-> PV = enkelvoud
De man koopt een drankje.

Incongruentie: OW en PV komen in getal niet overeen.

Slide 3 - Diapositive

Congruentie of incongruentie?
  • Toen de groep criminelen waren gearresteerd, was iedereen opgelucht. 
  • Toen de groep criminelen was gearresteerd, was iedereen opgelucht. 

  • Slechts 20 procent van de leerlingen hebben het gehaald.
  • Slechts 20 procent van de leerlingen heeft het gehaald.

  • De mensen werd gevraagd te vertrekken.
  • (Aan) de mensen werd gevraagd te vertrekken.


Slide 4 - Diapositive

Wanneer is er sprake van congruentie?
A
De pv komt niet overeen met het o in persoon en getal
B
De pv komt overeen met het o in persoon en getal
C
De pv komt overeen met het lv in persoon en getal
D
De pv komt niet overeen met het lv in persoon en getal

Slide 5 - Quiz

Een groot aantal mensen zijn naar de bijeenkomst gekomen.
A
congruentie
B
incongruentie

Slide 6 - Quiz

30 procent van de mensen zijn vaker zien dan twee keer per jaar.
A
congruentie
B
incongruentie

Slide 7 - Quiz

Formuleren op zinsniveau
2. Foutieve beknopte bijzin

Slide 8 - Diapositive

Wanneer is een bijzin beknopt?

Genietend van het uitzicht, nam hij een slokje van zijn koffie.

Kenmerk: In een beknopte bijzin zijn geen OW en PV aanwezig. 




Slide 9 - Diapositive

Wat staat hier? "Na koffie gedronken te hebben, reed de bus weer verder."
A
de bus dronk koffie
B
de buschauffeur dronk koffie

Slide 10 - Quiz

"De kerstversiering van mijn vrouw, hangend aan de keukenmuur, leek er elk moment af te vallen."
A
de kerstversiering valt eraf
B
mijn vrouw hangt aan de keukenmuur
C
de kerstversiering hangt aan de keukenmuur
D
mijn vrouw valt eraf

Slide 11 - Quiz

"Verdiept in een boek, viel mijn oog op een moeilijk woord."
A
ik was verdiept in een boek
B
mijn oog viel op een moeilijk woord
C
ik viel op een moeilijk woord
D
mijn oog was verdiept in een boek

Slide 12 - Quiz

Formuleren op zinsniveau
3. Foutieve samentrekking

Slide 13 - Diapositive

Samentrekking


De man koopt een bos bloemen.
De man geeft hem aan zijn vrouw.
> De man koopt een bos bloemen en [de man] geeft hem aan zijn vrouw.




Slide 14 - Diapositive

Samentrekking
Een samentrekking is een samenvoeging van twee zinnen, waarbij zinsdelen of woorden zijn weggelaten

Onthoud: samentrekkingen:
  1. moeten dezelfde betekenis hebben;
  2. moeten dezelfde vorm hebben (in hetzelfde getal staan);
  3. ze moeten dezelfde grammaticale functie hebben.

Slide 15 - Diapositive

Voorbeelden onjuiste samentrekking

 
  • Het eten is bijna klaar en kun je straks uit de oven halen.

  • Die boer houdt kippen en van zijn vrouw. 

Slide 16 - Diapositive

Foutieve samentrekking of niet?

Jorans ouders hebben een luxe auto, maar hij alleen een oude fiets.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 17 - Quiz

Foutieve samentrekking door: ongelijke betekenis, ongelijk getal of ongelijke grammatica functie?

Jorans ouders hebben een luxe auto, maar hij alleen een oude fiets.
A
grammaticale functie
B
getal
C
betekenis

Slide 18 - Quiz

Formuleren op zinsniveau
4. Onnodig lijdende vorm

Slide 19 - Diapositive

Lijdende vorm
Een lijdende vorm is van zichzelf niet fout.
  • nadruk op andere zinsdelen
  • onderwerp ‘verdoezelen’
  • formeler

Maar let op:
  • niet té veel zinnen in de lijdende vorm achter elkaar -> SAAI!!!
  • niet onnodige zinnen in de lijdende vorm -> SAAI!!!
  • gevaar voor incongruentie doordat zinnen te lang worden.

Slide 20 - Diapositive

Formuleren op zinsniveau
5. Onjuist verwijswoord 

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Daar loopt het meisje .............. ik mijn boek uitgeleend heb.
A
waaraan
B
aan wie

Slide 23 - Quiz

Het schilderij wat ik het mooiste vind, heb ik gekocht.
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

..............hebben alles goed gemaakt
A
Hun
B
Hen
C
Zij

Slide 27 - Quiz

We hebben het ......... al verteld.
A
hun
B
hen

Slide 28 - Quiz

Formuleren op zinsniveau
6. Onjuiste inversie

Slide 29 - Diapositive

Stappenplan inversie
1. Kijk of je te maken hebt met hoofdzin+hoofdzin (nevenschikkend) of hoofdzin+bijzin (onderschikkend). Hoofdzin+hoofdzin herken je aan de voegwoorden: en, maar, dus, of, want. 

2. Hoofdzinnen hebben altijd de volgorde onderwerp-persoonsvorm. Controleer of dit klopt, indien je te maken hebt met twee hoofdzinnen. 

3. Verbeter de zin indien nodig: draai persoonsvorm-onderwerp om. 

Slide 30 - Diapositive

Wat staat hier? "Gistermiddag was ik in de supermarkt en was ik 's avonds weer thuis."
A
gistermiddag was ik thuis
B
gistermiddag was ik 's avonds thuis
C
's avonds was ik in de supermarkt en thuis
D
's avonds was ik thuis

Slide 31 - Quiz

Formuleren op zinsniveau
7. Geen symmetrie en onjuiste begrenzing

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Zinnen fout begrenzen
  1. Een (bij)zin die zinsdeel is in een samengestelde zin, wordt als losse zin gepresenteerd (losstaand zinsdeel).
  2. Twee hoofdzinnen worden ten onrechte 'aan elkaar geplakt', soms gescheiden door komma's (zinnen ten onrechte samenvoegen).

Slide 34 - Diapositive

Als je topsporter wilt worden, zijn doorzetten, talent, goede begeleiding en dat je ouders je steunen belangrijk.
A
Wel symmetrie
B
Geen symmetrie

Slide 35 - Quiz

Welke symmetriefout?
"Om de zandzakken te plaatsen, werden vrijwilligers en het leger ingezet."
A
woordgroep naast beknopte bijzin
B
bijzin naast bijzin
C
niet hetzelfde getal

Slide 36 - Quiz

Darten dwingt je goed je verstand te gebruiken en goed te reageren
A
goed
B
twee bijzinnen
C
beknopte bijzin naast woordgroep

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Diapositive

Foutieve samentrekking of niet?

Mireille heeft haar vriendin gefeliciteerd en ook een cadeau gegeven.
A
goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 39 - Quiz