bs 4 zenuwstelsel

BS 4 het zenuwstelsel
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

BS 4 het zenuwstelsel

Slide 1 - Diapositive

Planning
Quizvragen over BS 1, 2 en 3
Uitleg BS 4 - pak alvast je aantekeningenschrift

Slide 2 - Diapositive

We starten met een aantal herhalingsvragen over 
BS 1, 2 en 3

Slide 3 - Diapositive

Herhaling BS 1:
Welke opmerking over impulsen is juist?
A
Impulsen laten zintuigen reageren.
B
Impulsen bevatten informatie over de situatie buiten het lichaam.
C
Impulsen kunnen ontstaan in zintuigen.
D
Impulsen gaan altijd naar spieren toe.

Slide 4 - Quiz

Herhaling BS2:
Welke uitspraken zijn waar?
1) In je vingertoppen zitten meer tastzintuigjes dan in de palm van je hand
2) Als je je vinger in koud water stopt, dan werken zowel de warmtezintuigen en koudezintuigen
A
Beide onjuist.
B
1 is juist
C
2 is juist
D
Beide juist

Slide 5 - Quiz

Een ........ is een orgaan dat reageert op bepaalde invloeden uit de omgeving
Een bepaalde invloed uit de omgeving noemen we een ........
Zintuigcellen zetten prikkels om in ......
Zintuig
prikkel
impulsen

Slide 6 - Question de remorquage

Herhaling BS 1:
De prikkel voor je neus is ...

Slide 7 - Question ouverte

Herhaling BS 3:
Geluid komt je oor binnen. In welk rijtje staan de onderdelen die het geluid tegenkomt in de juiste volgorde?
A
Gehoorgang - trommelvlies - slakkenhuis - gehoorbeentjes
B
Gehoorgang - trommelvlies - gehoorbeentjes - slakkenhuis.
C
Gehoorgang - gehoorbeentjes - trommelvlies - slakkenhuis
D
Gehoorgang - gehoorbeentjes - slakkenhuis - trommelvlies

Slide 8 - Quiz

Herhaling BS 3:
De 3 gehoorbeentjes zijn de hamer, het aambeeld en de ...

Slide 9 - Question ouverte

Als de iris van het oog groter wordt, wat verandert er dan aan de lens?
A
die wordt kleiner
B
die wordt groter
C
die wordt aangepast
D
die blijft onveranderd

Slide 10 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met iemand die bijziend is

Slide 11 - Question ouverte

Sleep de juiste onderdelen naar het juiste nummer.
9
3
12
Gele vlek
Hoornvlies
Oogspier

Slide 12 - Question de remorquage

Wat was de functie van de wenkbrauwen?

Slide 13 - Question ouverte

BS 4 het zenuwstelsel
- Je kunt de bouw en functie van het zenuwstelsel beschrijven.
- Je kunt de bouw en functie van drie typen zenuwcellen en van zenuwen beschrijven.



Pak alvast je aantekeningenschrift en een pen

Slide 14 - Diapositive

Bouw zenuwstelsel
De bouw van het zenuwstelsel
  • Centrale zenuwstelsel (CZ): hersenen en ruggenmerg.

  • Zenuwen:
    Verbinden CZ met alle lichaamsdelen.

Slide 15 - Diapositive

Ruggenmerg
-Hoofd en hals direct met hersenen verbonden
-Romp en ledematen zijn met ruggenmerg verbonden
-Impulsen gaan via ruggenmerg naar de hersenen

Slide 16 - Diapositive

Werking zenuwstelsel
-Hoofd en hals direct met hersenen verbonden
-Romp en ledematen zijn met ruggenmerg verbonden
-Impulsen gaan via ruggenmerg naar de hersenen
Of klieren

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Werking zenuwstelsel

Slide 19 - Diapositive

Bewuste reactie:
1. Impulsen van zintuig via zenuwen naar je hersenen

2. Hersenen worden zich bewust wat er gebeurt

3. Impulsen van je hersenen naar spieren en klieren
Onbewuste reactie:
1. Impulsen van zintuig via zenuwen naar ruggenmerg. Niet naar de hersenen

2. Vaste snelle onbewuste reactie op een bepaalde prikkel

Slide 20 - Diapositive

Reflexboog
Je lichaam reageert eerder dan je hersenen zich bewust zijn van wat er gebeurt.

De impulsen gaan eerst naar de spieren, daarna pas naar de hersenen.

Slide 21 - Diapositive

Zenuw(cellen)
Cellichaam ligt in of vlakbij CZ
Uitlopers: geleiden impulsen naar het cellichaam toe of af

In werkelijkheid gaat er 1000-den impulsen tegelijk.
Alle uitlopers liggen bij elkaar = zenuw
Heel veel zenuwcellen = zenuw
Tussen de uitlopers isolatie
Om de zenuw ligt bescherming

Slide 22 - Diapositive

Zenuw

Slide 23 - Diapositive

Wat is de taak van de zenuwen
A
impulsen aanmaken
B
impulsen doorgeven aan de hersenen
C
ze verbinden het centrale zenuwstelsel met de rest van lichaam
D
ze produceren bepaalde stoffen

Slide 24 - Quiz

Elke uitloper is omgeven door een dun laagje, waarom is dat?

Slide 25 - Question ouverte

Uit welke twee onderdelen is een zenuwcel opgebouwd?

Slide 26 - Question ouverte

Maak opdracht 1 t/m 8 van BS 4 
in de digitale omgeving van biologie voor jou


Maak opdracht 4 in je aantekeningenschrift

Slide 27 - Diapositive

BS 7 zintuigen en impulsen

- Je kunt uitleggen wanneer zintuigen prikkels omzetten in zenuwimpulsen.
- Je kunt de bouw en functie van drie typen zenuwcellen benoemen.

Slide 28 - Diapositive

Impulsfrequentie: aantal impulsen per seconden

Slide 29 - Diapositive

Adequate prikkel
= type prikkel waar een zintuigcel speciaal gevoelig voor is. 

Voorbeelden: De oren zijn gevoelig voor geluid. 
De ogen voor licht. 
De neus voor geur.
De tong voor smaak.

Slide 30 - Diapositive

Drempelwaarde
Drempelwaarde  - Adequate Prikkel



Slide 31 - Diapositive

Drempelwaarde
In een zintuigcel ontstaat een impuls als de prikkel sterker is dan de drempelwaarde = prikkeldrempel

-> de prikkel moet boven de drempelwaarde zijn

Slide 32 - Diapositive

Heb je invloed op de drempelwaarde?

Slide 33 - Diapositive

gewenning
= vermindering van het aantal impulsen als gevolg van een aanhoudende prikkel. 

bijv. een kriebeltrui die je op een gegeven moment niet meer voelt.



Slide 34 - Diapositive