week 22

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?



  • repetir la materia para el so.
  • describir tu ciudad/pueblo
  • Ser/estar/hay
Semana 22
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?



  • repetir la materia para el so.
  • describir tu ciudad/pueblo
  • Ser/estar/hay
Semana 22

Slide 1 - Diapositive

Los deberes
Maak: LE 5.1,5.5,5.7 
LA P. 88 en 89 ej 4
Leer Woorden Tarea 5 en de werkwoorden 
Los deberes

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  • Ken ik de namen van de winkels die je in een dorp/stad kunt vinden en ken ik andere woorden die met winkelen te maken hebben.
  • Heb ik de woordenschat van mijn wijk/mijn stad nog een keer herhaald en ken ik deze.
  • Kan ik op eenvoudige wijze een telefoongesprek in het Spaans voeren. 
Leerdoelen

Slide 3 - Diapositive

Wat weet je 
nog?

Slide 4 - Diapositive

9

Slide 5 - Vidéo

00:19
Schrijf de bijvoeglijke naamwoorden
waarmee Sevilla wordt beschreven.

Slide 6 - Carte mentale

00:35
Wat is Sevilla van Andalucía?
A
niks
B
Het is de belangrijkste stad van Andalucía
C
Het is de hoofdstad van Andalucía

Slide 7 - Quiz

00:58
¿Qué son, entre otros el alczar, la torre de oro y la catedral?
A
ciudades
B
lugares de interés
C
parques
D
festivales

Slide 8 - Quiz

01:31
Welke andere dingen
zijn er nog in Sevilla?

Slide 9 - Carte mentale

01:57
Wat betekent "barrio"
A
stad
B
wijk
C
dorp
D
gemeente

Slide 10 - Quiz

02:35
Welke werkwoord wordt er gebruikt om aan te geven dat iets er is?

Slide 11 - Question ouverte

02:42
Wat betekent 'tienda de recuerdos'?

Slide 12 - Question ouverte

03:08
Welke dingen kunnen
er bij 'el río'
gedaan worden?

Slide 13 - Carte mentale

03:52
Waar kun je allemaal
naartoe gaan?

Slide 14 - Carte mentale

Slide 15 - Vidéo

SER    ESTAR   HAY 

Slide 16 - Diapositive

¿Cómo es tu ciudad/pueblo?

¿Qué hay?
¿Cómo es?
¿Dónde está?
¿Cómo describirías tu ciudad/pueblo a una persona hispanohablante en 3 frases?

Slide 17 - Diapositive

Describir tu ciudad/pueblo ideal
 ¿Qué hay en tu ciudad/pueblo ideal?
Schrijf op een los blaadje  wat er allemaal in jouw ideale woonplaats is, hoe het is en waar het is.
Maak gebruik van de werkwoorden hay,  ser en estar. Gebruik ook je woordenlijst. Schrijf minstens 10 zinnen.


Por ejemplo:
Mi ciudad ideal es moderna.
En mi ciudad ideal hay muchas discotecas.
Mi ciudad ideal está en España. 
timer
20:00

Slide 18 - Diapositive

El lenguaje telefónico               
  1. In welk gesprek is de andere persoon aan het praten?
  2.  In welk gesprek is de persoon die ze zoeken niet thuis?
  3. Bij welk telefoongesprek hebben ze iemand anders gebeld?
LA: pág.89 ej. 4

Slide 19 - Diapositive