Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Werkwoordspelling
Aan het eind van de les kan ik...
...zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd spellen
...zwakke werkwoorden in de verleden tijd spellen
...het voltooid deelwoord spellen
1 / 47
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
47 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
60 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Aan het eind van de les kan ik...
...zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd spellen
...zwakke werkwoorden in de verleden tijd spellen
...het voltooid deelwoord spellen
Slide 1 - Diapositive
in welke situaties is
ww spelling belangrijk?
Slide 2 - Carte mentale
Laten we beginnen!
Zwakke werkwoorden
Tegenwoordige tijd
Verleden tijd
Voltooid deelwoord
Slide 3 - Diapositive
verschil tussen
sterk en zwak ww?
Slide 4 - Carte mentale
vriezen
A
sterk
B
zwak
Slide 5 - Quiz
Tegenwoordige tijd
ik
werk
(ik-vorm)
jij werk
t
(ik-vorm + t)
hij/zij/het werk
t
(ik-vorm + t)
wij/jullie/ zij werken (hele ww)
ik
word
(ik-vorm)
jij word
t
(ik-vorm + t)
hij/zij/het word
t
(ik-vorm + t)
wij/jullie/ zij worden( hele ww)
Uit je hoofd leren!
Slide 6 - Diapositive
Hij (betalen) met zijn pinpas.
A
betaald
B
betaalt
Slide 7 - Quiz
Tegenwoordige tijd
ik
werk
(ik-vorm)
jij werk
t
(ik-vorm + t)
hij/zij/het werk
t
(ik-vorm + t)
wij/jullie/ zij werken (hele ww)
ik
word
(ik-vorm)
jij word
t
(ik-vorm + t)
hij/zij/het word
t
(ik-vorm + t)
wij/jullie/ zij worden( hele ww)
ik-vorm: betaal
hij = ik vorm + t
hij betaal
t
Slide 8 - Diapositive
De dokter (behandelen) Piet aan zijn voet
A
Behandelt
B
Behandeld
Slide 9 - Quiz
Wel of geen 't'?
Staat er ‘je’ of ‘jij’ achter de persoonsvorm? geen T
Word je binnenkort 14?
Maar kun je ‘je’ niet vervangen door ‘jij’? wel T
Wordt je moeder gebeld?
Vul het werkwoord ‘lopen’ in. Als je een t hoort, schrijf je een t
Slide 10 - Diapositive
(Verzenden) jij het appje naar je moeder?
A
Verzend
B
Verzendt
Slide 11 - Quiz
Wel of geen 't'?
Staat er ‘je’ of ‘jij’ achter de persoonsvorm? geen T
Word je binnenkort 14?
Maar kun je ‘je’ niet vervangen door ‘jij’? wel T
Wordt je moeder gebeld?
Slide 12 - Diapositive
Wel of geen 't'?
Vul het werkwoord ‘lopen’ in. Als je een t hoort, schrijf je een t
Slide 13 - Diapositive
(Laden) je straks even je telefoon op?
A
Laadt
B
Laad
Slide 14 - Quiz
(Worden) je moeder nooit boos op je?
A
Wordt
B
Word
Slide 15 - Quiz
Verleden tijd
De ik-vorm +
de(n)
of
te(n)
ik/jij/hij/zij werk
te
wij/zij/jullie werk
ten
ik/jij/hij/zij bel
de
wij/zij/jullie bel
den
+te(n)
+de(n)
Slide 16 - Diapositive
Gisteren (praten) Mick en Luuk met elkaar op het schoolplein.
A
praten
B
praatten
C
prate
D
praatte
Slide 17 - Quiz
Verleden tijd
De ik-vorm +
de(n)
of
te(n)
ik/jij/hij/zij werk
te
wij/zij/jullie werk
ten
ik/jij/hij/zij bel
de
wij/zij/jullie bel
den
Gisteren (praten) Mick en Luuk met elkaar op het schoolplein.
Mick en Luuk = zij (meervoud)
Ik-vorm = praat
+ten = praat
ten
Slide 18 - Diapositive
Jullie (raden) gisteren alle antwoorden goed op de toets.
A
raden
B
rade
C
raadden
D
raadde
Slide 19 - Quiz
Jullie (raden) gisteren alle antwoorden goed op de toets.
Slide 20 - Question ouverte
Wanneer -te(n) en wanneer -de(n)?
Vaak hoor je het zelf al
Of gebruik 't ex kofschip!
Hij rende / hij rente? (rennen)
Slide 21 - Diapositive
't ex kofschip - verleden tijd
Wanneer krijg je +te(n) en wanneer +de(n)?
1. Zoek de
stam
van het werkwoord.
2. Kijk of de laatste letter van de stam voorkomt in ’t ex kofschip.
3. Eindigt de stam op een letter uit ’t ex kofschip?
JA
NEE
+TE
+DE
Slide 22 - Diapositive
De schilder (verven) zijn huis
A
verfde
B
verfte
Slide 23 - Quiz
Mijn moeder (geloven) mij vorige week niet.
A
geloofte
B
geloofde
Slide 24 - Quiz
't ex kofschip - verleden tijd
Wanneer krijg je +te(n) en wanneer +de(n)?
1. Zoek de
stam
van het werkwoord. (gelo
v
en)
2. Kijk of de laatste letter van de stam voorkomt in ’t ex kofschip.
3. Eindigt de stam op een letter uit ’t ex kofschip?
JA
NEE
+TE(N)
+DE(N)
Slide 25 - Diapositive
De keeper (verdedigen) zijn doel goed (vt).
A
verdedigte
B
verdedigde
Slide 26 - Quiz
Voltooid deelwoord
begint vaak met
ge-,
be- of ver-
heeft altijd een hulpwerkwoord (de persoonsvorm)
(vorm van
zijn, hebben, worden
)
eindigt op -t of -d (zwakke werkwoorden)
de gebeurtenis is afgerond
Ik
heb
gisteren
gefietst
Slide 27 - Diapositive
't ex kofschip - voltooid deelwoord
Wanneer krijg je +t en wanneer +d?
1. Zoek de stam van het werkwoord.
2. Kijk of de laatste letter van de stam voorkomt in ’t ex kofschip.
3. Eindigt de stam op een letter uit ’t ex kofschip?
JA
NEE
+T
+D
Slide 28 - Diapositive
De politie heeft dat verbod (handhaven).
A
gehandhaaft
B
gehandhaafd
Slide 29 - Quiz
Het vliegtuig is (landen)
A
geland
B
gelant
Slide 30 - Quiz
De bom is vorige week (ontploffen)
A
ontploft
B
ontplofd
Slide 31 - Quiz
Tegenwoordige tijd
ik word (ik-vorm)
jij word
t
(ik-vorm + t)
hij/zij/het word
t
(ik-vorm + t)
wij/jullie/zij
worden
(hele ww)
Vul 'lopen' in. Is het loop of loop
t
?
Verleden tijd
De ik-vorm +
de(n)
of
te(n)
't ex kofschip
ik/jij/hij/zij werk
te
wij/zij/jullie werk
ten
ik/jij/hij/zij bel
de
wij/zij/jullie bel
den
Slide 32 - Diapositive
Voltooid deelwoord
begint vaak met ge-, be- of ver-
heeft altijd een hulpwerkwoord (de persoonsvorm) (vorm van zijn, hebben, worden)
de gebeurtenis is afgerond
Eindigt op -t of -d 't ex kofschip
Ik heb gefietst
Slide 33 - Diapositive
Let op!
Tegenwoordige tijd of verleden tijd?
Persoonsvorm of voltooid deelwoord?
Enkelvoud of meervoud?
Slide 34 - Diapositive
Ik heb me (vergissen)
Slide 35 - Question ouverte
Ik heb me (vergissen)
A
vergist
B
vergisd
Slide 36 - Quiz
De fietser werd (benaderen) door de auto.
A
benadert
B
benaderd
Slide 37 - Quiz
Er (gebeuren) iets in de les gisteren.
Slide 38 - Question ouverte
Hij (vertellen) me nu wat ik moet doen
A
vertelt
B
verteld
Slide 39 - Quiz
Mijn broer (verwaarlozen) zijn goudvis.
A
verwaarlooste
B
verwaarloosde
Slide 40 - Quiz
De fietser werd (benaderen) door de auto.
Slide 41 - Question ouverte
Hij (vertellen) nu tegen mij wat hij gaat doen.
Slide 42 - Question ouverte
Er is vorige week iets geks (gebeuren) op het schoolplein
Slide 43 - Question ouverte
Wat (betekenen) dat Franse woord?
Slide 44 - Question ouverte
Ik heb je net nog (bellen), maar je nam niet op.
Slide 45 - Question ouverte
Lesdoelen
Aan het einde van deze les..
Ik kan zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd spellen
Ik kan zwakke werkwoorden in de verleden tijd spellen
Ik kan het voltooid deelwoord spellen
Slide 46 - Diapositive
Hoe goed denk je dat je de lesdoelen beheerst?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 47 - Sondage
Plus de leçons comme celle-ci
Proefles o.v.t. zwakke en sterke werkwoorden, 1F
Avril 2018
- Leçon avec
27 diapositives
par
SCORE Nederlands vo/mbo
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
SCORE Nederlands vo/mbo
Spelling 4.9
Octobre 2023
- Leçon avec
25 diapositives
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
groep 7 werkwoordcito oefenen
Mars 2023
- Leçon avec
35 diapositives
nederlands
Primary Education
groep 8 werkwoord spelling cito
Octobre 2024
- Leçon avec
44 diapositives
nederlands
Primary Education
Spelling tegenwoordige tijd en verleden tijd - basisregels en stappen
Octobre 2023
- Leçon avec
42 diapositives
Nederlands
Primary Education
Age 7
Extra les werkwoordspelling
Octobre 2022
- Leçon avec
20 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Spelling Engelse werkwoorden
Septembre 2022
- Leçon avec
24 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
Zaterdag 18 mei 2024 Herhaling werkwoordspelling
Mai 2024
- Leçon avec
30 diapositives
Nederlands
Secondary Education
Age 12,13