Herhaling chemisch rekenen

1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive


Wat is de eenheid van chemische hoeveelheid?
A
mol
B
gram/mol
C
u
D
gram

Slide 2 - Quiz


Welk gegeven heb je nodig om een hoeveelheid mol om te rekenen naar het aantal deeltjes?
A
getal van Avogadro
B
dichtheid
C
molariteit
D
molaire massa

Slide 3 - Quiz


De molaire massa is de massa van...
A
...één molecuul
B
...heel veel moleculen
C
...van individuele atomen in een molecuul
D
...van 1,00 mol moleculen

Slide 4 - Quiz

Wat moet op de open plekken worden ingevuld?
Rekenen met rekendriehoeken kan helpen bij het sneller onder de knie krijgen van het rekenen aan reacties maar het is maar een truckje.
___________
X
n
M
m
mol
gram
gram/mol

Slide 5 - Question de remorquage


Bereken hoeveel ml alcohol aanwezig is in 25,0 g bier met een dichtheid van 1020 kg/m3 en 5,00 volumeprocent alcohol. 
A
1230
B
123
C
1,23
D
0,00123

Slide 6 - Quiz

Bij een chemische reactie is de totale massa van de reagentia gelijk aan de totale massa van de reactieproducten.
A
nee
B
ja
C
soms wel
D
soms niet

Slide 7 - Quiz

Bij een chemische reactie is het aantal mol links van de reactie-pijl gelijk aan het aantal rechts van de reactie-pijl.
A
ja, altijd
B
nee
C
ja, dat kan maar meestal niet
D
nooit

Slide 8 - Quiz


We verbranden 25 gram butaangas (C4H10), volledig. 
Stel eerst de reactievergelijking op.
Bereken hoeveel mol koolstofdioxidegas er bij deze reactie vrijkomt.
A
25,0
B
0,430
C
1,72
D
0,112

Slide 9 - Quiz


We verbranden 25 gram butaangas (C4H10), volledig. 
Bereken hoeveel gram waterdamp er bij deze reactie vrijkomt.
A
1,55
B
38,7
C
0,0860
D
25,0

Slide 10 - Quiz


Bereken hoeveel m3 zuurstofgas vrijkomt wanneer 10 liter vloeibaar water wordt omgezet in waterstofgas en zuurstofgas bij normomstadigheden.
A
0,623 m3
B
6,23 m3
C
62,3 m3
D
623 m3

Slide 11 - Quiz


In een vat brengt men 45,0 mol waterstofgas en 10,0 mol stikstofgas. Hoeveel mol ammoniak (NH3) kan er maximaal gevormd worden?

Slide 12 - Question ouverte