Theme 6 In the City, Grammar 16 & 17 + voca check

Theme 6 In the City
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Theme 6 In the City

Slide 1 - Diapositive

Hoe voel jij je nu?
Maak een foto :)

Slide 2 - Question ouverte

Vandaag:

  • Grammar 16:  Can (kunnen) & could (zou kunnen)
  • Grammar 17: Gebiedende wijs 
  • vocabulary check

Slide 3 - Diapositive

Grammar 16: can & could
Feitjes 1 (dit moet je weten!):
  • Can  gebruik je: Om te zeggen dat iemand iets kan.
  • Could  gebruik je: Om te zeggen dat iemand iets zou kunnen.                                                                      
Voorbeeldzinnen:
  • She can show you how to use your laptop. 
  • They could visit us if they want to.

Slide 4 - Diapositive

Grammar 16: can & could
Feitjes 2 (moet je weten!)
  • Cannot of can't gebruik je: Om te zeggen dat iemand iets NIET kan.
  • Als je wil vragen of iemand iets kan, zet je can/could vooraan in de zin. 
  • Het is beleefder om could te gebruiken.

Voorbeeld zinnetjes:
  • I can't visit my grandmother at the moment.
  • Can I see that?
  • Could you tell me were I can find the homework?

Slide 5 - Diapositive

1

Slide 6 - Vidéo

00:07
Wat is het belangrijkste verschil tussen can en could?

Slide 7 - Question ouverte

Even testen!

1. My dog                      help you get the newspaper.

2.                       you answer me please?

3. I                      go to school because of the coronavirus.

4.                     you tell me the way to the Big Ben? 
can

could

cannot
could

Slide 8 - Question de remorquage


Can or Could?
"... you repeat that, please?"
A
Can
B
Could

Slide 9 - Quiz

She ... sing very well
A
can
B
could

Slide 10 - Quiz

He ... run. He is paralised.
(paralised = verlamd)
A
can
B
cannot
C
can't
D
could not

Slide 11 - Quiz

Grammar 17: Gebiedende wijs
Feitjes (moet je weten!):
  • Als je iemand wil zeggen dat hij/zij iets moet doen, start je de zin met het hele werkwoord (zonder to). 
  • Als je iemand wil zeggen dat hij/zij iets niet moet doen, begin je de zin met don't.                                                          

Voorbeeldzinnen:

  • Read the instructions!
  • Don't tell you mother!

Slide 12 - Diapositive

In welke zin is de gebiedende wijs gebruikt?

A
You have to stop talking and put away the bag
B
Stop talking and put away the bag!

Slide 13 - Quiz

Wat is goed? (Meerdere antwoorden mogelijk)
A
Pick up that book.
B
Don't mess it up.
C
I like to dance in my room.
D
She sang in front of her parents.

Slide 14 - Quiz

Imperative oefenen

Use this link to go to some exercises online. Good luck!

Slide 15 - Diapositive

Dit was de grammatica van deze week. Kan je nu verder met Grammar 16 & 17?
A
Ja!
B
Jawel, maar ik lees het nog een keertje door.
C
Jawel, maar het zou fijn zijn dit nog eens samen te doen.
D
Ik snap er eigenlijk nog weinig van..

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Vertaal: druk(ke)

Slide 18 - Question ouverte

Vertaal: routebeschrijving

Slide 19 - Question ouverte

Vertaal: Kathedraal

Slide 20 - Question ouverte

Vertaal: tegenover

Slide 21 - Question ouverte

Vertaal: kruispunt

Slide 22 - Question ouverte

The end!

Slide 23 - Diapositive