Les 6 Gewervelden

2 minuten voordat de les begint

  • telefoon weg tot toestemming
  • boeken/agenda op tafel.
  • Blz. 105 handboek en blz. 97 werkboek
  • stilte
timer
2:00
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

2 minuten voordat de les begint

  • telefoon weg tot toestemming
  • boeken/agenda op tafel.
  • Blz. 105 handboek en blz. 97 werkboek
  • stilte
timer
2:00

Slide 1 - Diapositive

1H
1G

Slide 2 - Diapositive

Terugblik

Slide 3 - Diapositive

Nu mogen jullie de telefoon pakken. 
timer
0:30

Slide 4 - Diapositive


Behoort tot de
A
zaadplanten
B
sporenplanten
C
varens
D
schimmels

Slide 5 - Quiz

Gewerveld
Ongewerveld
Sleep naar het juiste vak

Slide 6 - Question de remorquage

Kenmerken:
Wel een celkern
Geen celwand
Geen bladgroenkorrels
A
plantaardige cel
B
schimmel
C
bacterie
D
dierlijke cel

Slide 7 - Quiz


De aquariumslak behoort tot de stam
A
neteldier
B
weekdier
C
geleedpotigen
D
stekelhuidigen

Slide 8 - Quiz

Verschuif elk dier naar de juiste groep
vertebraten
invertebraten
schildpad
vlieg
hamster
zeester
walvis
vlinder

Slide 9 - Question de remorquage

Geef een voorbeeld van 2 ongewervelde dieren die een verschillende lichaamsvorm hebben.

Slide 10 - Question ouverte

Geef een voorbeeld van een symmetrisch ongewerveld dier

Slide 11 - Question ouverte

Telefoons weg!

Slide 12 - Diapositive

GEWERVELDEN

Slide 13 - Diapositive

Leerdoel

1.  Je leert hoe je de stam van de gewervelden indeelt in groepen

2. Je leert van elke groep de kenmerken noemen

3. Je leert voorbeelden te noemen van dieren die tot een groep behoren.

4. Je leert verbanden tussen de kenmerken te leggen



Slide 14 - Diapositive

De stam van de gewervelden 
wordt onderverdeeld in 5 groepen

Slide 15 - Diapositive

Gewervelde dieren
Het dierenrijk kent 7 stammen. 

Eén van de stammen noemt men 'gewervelden'. 

Binnen de stam van de gewervelden zijn er 
5 groepen.
Alle gewervelde dieren hebben een inwendig skelet. Een onderdeel van dat skelet is de wervelkolom. De wervelkolom is opgebouwd uit wervels.
5 groepen
Ze hebben een wervelkolom die opgebouwd is uit wervels

Slide 16 - Diapositive

Kenmerken van gewervelden
De vijf groepen gewervelden kun je onderscheiden door te letten op de volgende kenmerken:

1. De huid
2. De lichaamstemperatuur
3. De ademhalingsorganen
4. De manier van voortplanten
5. De leefomgeving / milieu

Slide 17 - Diapositive

Kenmerken van gewervelden
De vijf groepen gewervelden kun je onderscheiden door te letten op de volgende kenmerken:

1. De huid
2. De lichaamstemperatuur
3. De ademhalingsorganen
4. De manier van voortplanten
5. De leefomgeving / milieu

Slide 18 - Diapositive

Kenmerken van gewervelden
De vijf groepen gewervelden kun je onderscheiden door te letten op de volgende kenmerken:

1. De huid
2. De lichaamstemperatuur
3. De ademhalingsorganen
4. De manier van voortplanten
5. De leefomgeving / milieu

Slide 19 - Diapositive

Kenmerken van gewervelden
De vijf groepen gewervelden kun je onderscheiden door te letten op de volgende kenmerken:

1. De huid
2. De lichaamstemperatuur
3. De ademhalingsorganen
4. De manier van voortplanten
5. De leefomgeving / milieu

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Kenmerken van gewervelden
De vijf groepen gewervelden kun je onderscheiden door te letten op de volgende kenmerken:

1. De huid
2. De lichaamstemperatuur
3. De ademhalingsorganen
4. De manier van voortplanten
5. De leefomgeving / milieu

Slide 22 - Diapositive

   Uitzonderingen
Let op:
Bijna alle zoogdieren leven op het land. Er zijn zoogdieren die in het water leven.

Bijna alle vogels kunnen vliegen.
Vogels die niet vliegen, leven op het land en niet in de lucht.

Slide 23 - Diapositive

Vissen
kenmerken

Slide 24 - Diapositive

kenmerken

Slide 25 - Diapositive

kenmerken

Slide 26 - Diapositive

kenmerken

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

kenmerken

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Aan het (huis)werk
Maak nu opdracht 22 t/m 26 (blz.97 t/m 100).
Niet af? Huiswerk!!
timer
1:00

Slide 32 - Diapositive

Nu mogen jullie de telefoon pakken. 
timer
0:30

Slide 33 - Diapositive

Tim zegt: Als dieren altijd dezelfde lichaamstemperatuur hebben, zijn ze warmbloedig
Karen zegt: Warmbloedige dieren hebben in een warme omgeving een hogere lichaamstemperatuur dan in een koude omgeving
A
beide hebben gelijk
B
beide hebben ongelijk
C
Tim: waar Karen: nietwaar
D
Tim: nietwaar Karen: waar

Slide 34 - Quiz

Jo-Anne zegt: Als dieren altijd dezelfde lichaamstemperatuur hebben, zijn ze koudbloedig
Randy zegt: Koudbloedige dieren hebben in een warme omgeving een hogere lichaamstemperatuur dan in een koude omgeving
A
beide hebben gelijk
B
beide hebben ongelijk
C
Jo-Anne: waar Randy: nietwaar
D
Jo-Anne: nietwaar Randy: waar

Slide 35 - Quiz


Een nijlpaard is een zoogdier. Welk kenmerk van zoogdieren bezit het nijlpaard niet?
A
longen
B
warmbloedig
C
huid met haren
D
levendbarend

Slide 36 - Quiz

Als jongen van gewervelde dieren niet uit eieren komen maar uit de moeder, noem je deze dieren
A
zogen
B
levendbarend
C
bevalling met eieren zonder schaal
D
die planten zich niet voort

Slide 37 - Quiz



Bekijk de huid van de vleermuis.
Hoe plant de vleermuis
zich voort?
A
levendbarend
B
eieren met een leerachtige schaal
C
eieren zonder schaal
D
eieren met een kalkschaal

Slide 38 - Quiz


Wie zijn warmbloedig?
A
amfibieën en reptielen
B
vissen en amfibieën
C
reptielen en amfibieën
D
geen van de genoemde antwoorden bij A,B,C

Slide 39 - Quiz


Wie legt eieren zonder schaal om zich voort te planten?
A
vissen en reptielen
B
reptielen en amfibieën
C
amfibieën en vissen
D
vissen, amfibieën en reptielen

Slide 40 - Quiz



De vleermuis is
A
warmbloedig
B
koudbloedig
C
afhankelijk van de omgeving warm- of koudbloedig

Slide 41 - Quiz



Pinquïns
A
Huid: veren Ademhaling: longen
B
Voortplanting: ei kalkschaal Ademhaling: door de huid
C
Voortplanting : ei kalkschaal Koudbloedig
D
Huid: veren Koudbloedig

Slide 42 - Quiz



De leguaan heeft droge schubben.
Hoe haalt de leguaan adem?
A
longen
B
kiewen
C
uitwendige kieuwen, longen en door de huid
D
eerst met kieuwen, daarna door de huid

Slide 43 - Quiz

In de winter is het water in de Schipbeek is ongeveer 5 °C.

Tim zegt dat de lichaamstemperatuur van de vissen in de winter veel hoger is dan de temperatuur van het water.
Wessel zegt de lichaamstemperatuur van de vissen in de Schipbeek in de winter ongeveer hetzelfde is als de temperatuur van het water.
A
Beide waar
B
Beide nietwaar
C
Tim: waar Wessel: nietwaar
D
Tim: nietwaar Wessel: waar

Slide 44 - Quiz

Welk dier legt eieren en is warmbloedig?
A
dolfijn
B
pad
C
vos
D
buizerd

Slide 45 - Quiz

Een groep is de naam voor verdere indeling van een stam
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 46 - Quiz

Warmbloedig:
de lichaamstemperatuur is altijd even hoog
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 47 - Quiz

Zogen:
Het voeden van moedermelk aan een jong dier
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 48 - Quiz

Levendbarend: Dieren waarvan de jongen niet uit eieren, maar uit de moeder komen
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 49 - Quiz

Een jonge zeehond heeft een witte vacht. Een volwassen dier heeft een bruine of grijze.

Hoe plant de zeehond zich voort?
Is hij warm- of koudbloedig?
A
levendbarend warmbloedig
B
eieren met een leerachtige schaal koudbloedig
C
eieren zonder schaal koudbloedig
D
eieren met een kalkschaal warmbloedig

Slide 50 - Quiz

Telefoons weg!

Slide 51 - Diapositive