Clase 19. Unidad 4. Gramática

¡Bienvenidos chicos y chicas!





Martes, 26 de enero de 2021
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

¡Bienvenidos chicos y chicas!





Martes, 26 de enero de 2021

Slide 1 - Diapositive

¿Qué vamos a hacer hoy?
  1. Somtoday.
  2. Objetivos de la unidad 4
  3. Repasamo Vocabulario unidad 4
  4. Repasamos la unidad 4. Gramática
  5.  ¡A trabajar!
  6. Final de la clase. ¿Qué has aprendio hoy?

Slide 2 - Diapositive

Aan het einde van dit hoofdstuk:
-    ik ken Spaanse gerechten.
-    ik ken de namen van levensmiddelen.
-    ik kan over eten/drinken en eetgewoontes vertellen.
-    ik kan aangeven of ik iets wel of niet leuk/lekker vind door middel van het ww gustar.



Slide 3 - Diapositive

Vocabulario  Unidad 4

Slide 4 - Diapositive

Unidad 4. Gramática
1. Het werkwoord "querer" (willen)
2. Onbepaalde lidwoorden
3.  Telbare/no telbare woorden
4. Hay (er is/er zijn)
5. Het werkwoord "gustar" (leuk/lekker vinden)

Slide 5 - Diapositive

Unidad 4. Gramática

Slide 6 - Diapositive

Unidad 4. Gramática

Slide 7 - Diapositive

Unidad 4. Gramática
Telbare woorden:
Kunnen enkelvoud of meervoud zijn:
"Quiero una manzana/ Quiero unas manzanas.
Niet telbare woorden:
Zijn altijd enkelvoud en hebben geen lidwoord:
"Quiero leche"   (Ik wil melk)
"Quiero azúcar" (Ik wil suiker)

Slide 8 - Diapositive

Unidad 4. Gramática
Hay: Er is/Er zijn
Gebruik jij voor onbepaalde zaken of personen in zowel enkelvoud en meervoud.

"Hay unas manzanas encima de la mesa."
"Hay leche en la nevera."
"Hay un profesor en la clase"


Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Stap 1
Het meewerkend voorwerp bepaalt de persoon. Zie het blauwe rijtje in de afbeelding. Hoe weet je welke persoon je moet gebruiken?

Dit kun je zien aan de namen in de zin of de persoonsvorm (zie het  zwarte kolommetje).

vb. IK hou van pizza.

Het gaat om persoon ik, dan gaan we het meewerkend voorwerp ME gebruiken. 

Slide 11 - Diapositive

Stap 2
Kijk naar het woord wat achter 'gustar' staat.

  1. Is het een zelfstandig nw enkelvoud of een werkwoord, dan gebruik je GUSTA.   vb: me gusta el libro. of Te gusta comer pizza.
  2. Is het een zelfstandig nw. wat achter 'gustar' staat in meervoud of staan er 2 zelfstandige nw in enkelvoud, dan gebruik je GUSTAN. bijv: Me gustan los libros, of Me gustan el libro y la pizza.

Slide 12 - Diapositive

Voorbeelden
Ik hou van voetballen (jugar al fútbol)

het gaat om de 'ik' persoon. 
Dus: ME ....jugar al fútbol

Nu nog gustar: Voetballen = ww --> dus GUSTA
me GUSTA jugar al fútbol


Slide 13 - Diapositive

Voorbeelden
Wij houden van de pizza (la pizza)

het gaat om de 'wij' persoon. 
Dus: NOS .....la pizza

Nu nog gustar: pizza = zelfstand nw ENKelvoud--> dus GUSTA
nos GUSTA la pizza


Slide 14 - Diapositive

Voorbeelden
Jij houdt van de dieren (los animales)

Het gaat om de 'jij' persoon.
Dus: TE ..... los animales

Nu nog gustar: dieren = zelfstand nw MEERVOUD--> dus GUSTAN
te GUSTAN los animales


Slide 15 - Diapositive

Voorbeelden
zij houdt van pizza en chocolade (la pizza Y el chocolate)

Het gaat om de 'zij' persoon. 
Dus: (a ella) LE .... la pizza y el chocolate

Nu nog gustar: pizza en chocolade = twee zelfstandig naamwoorden enkelvoud, meer dan één
 dus --> dus GUSTAN
le GUSTAN la pizza y el chocolate

Slide 16 - Diapositive

Ontkenning
Als je wil zeggen dat je iets NIET leuk vindt of ergens NIET van houdt.

Ontkenning in het Spaans = No

De ontkenning zet je ALTIJD voor het werkwoord neer.  Dus:
(a mí) No me gusta(n)
(a ti) No te gusta(n)
(A ella) No le gusta(n)

Slide 17 - Diapositive

Het werkwoord "gustar" (leuk/lekker vinden)

(a mí ) me
(a ti)    te
(a él/ella/usted) le                  GUSTA
(a nosotros/as) nos               GUSTAN     (a vosotros/as)  os                    
(a ellos/ellas/ustedes) les

Me gusta la fruta.
Te gusta comer pizza.
Le gustan las patatas.

¿Cúanto te gusta?
Me gusta mucho comer pizza.
Me gusta bastante la leche.
Me  gustan poco los tomates.

No me gusta mucho comer pescado-
No me gustan  nada  las veduras .- -

Slide 18 - Diapositive

Geef de juiste vervoeging van het werkwoord gustar:
"A mí _____ ________ las patatas"

Slide 19 - Question ouverte

Geef de juiste vervoeging van het werkwoord gustar:
"A ellos _____ _______ jugar al fútbol"

Slide 20 - Question ouverte

Geef de juiste vervoeging van het werkwoord gustar:
A vosotros _____ _______ los helados de fresa.

Slide 21 - Question ouverte

Zet de woorden in de juiste volgorde:
las /gustan/No/verduras/nada/me.

Slide 22 - Question ouverte

Zet de woorden in de juiste volgorde:
en/Hay/cocina/bocadillos/unos/la.

Slide 23 - Question ouverte

Schrijf waar nodig het onbepaald lidwoord (un, una, unos, unas):

"De postre quiero.........naranja"

Slide 24 - Question ouverte

Schrijf waar nodig het onbepaald lidwoord (un, una, unos, unas):

"¿Dónde hay............restaurante mexicano?"

Slide 25 - Question ouverte

Schrijf waar nodig het onbepaald lidwoord (un, una, unos, unas):

"Quiero...........leche para desayunar"

Slide 26 - Question ouverte

Vervoeg het verkwoord:
Nosotros (querer) una pizza.

Slide 27 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord:
¿Cómo (llamarse) tus abuelos?

Slide 28 - Question ouverte

Vervoeg het werkwoord:
Tú (tener) cuatro primos.

Slide 29 - Question ouverte

Verplichte opdrachten:

Unidad 4.  TB Actividades Gramática AFMAKEN



Si terminas/Als je klaar bent?
Quizlet vocabulario unidad 4
Quizlet Frases claves unidad 4





Optionele opdrachten:
(verdieping / verbreding)
Unidad 4.  WB Actividades gramática





Slide 30 - Diapositive

Deberes para la próxima clase...
Verplichte opdrachten:

Unidad 4. TB. Actividades gramática
Optionele opdrachten:
(verdieping / verbreding)
Unidad 4. WB Actividades gramática
Leer ook:
Vocabulario unidad 4 en frases claves unidad 4

Slide 31 - Diapositive

¿Cómo has trabajado hoy en clase?
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Sondage

1. Wat heb je geleerd in deze les?Had je meer kunnen leren?Hoe kun je ervoor zorgen dat je meer opsteekt?
2. Wat ging goed?Wat kan beter?
3. Hoe ga je dat aanpakken?

Slide 33 - Question ouverte

0

Slide 34 - Vidéo