H11 5wisA les 4

• Wiskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

H11 Het toetsen van hypothesen

Les 4

vandaag

gemaakt 20,21,23

testopgave H11

bespreken opgave 23

uitleg 11.3AB Beslissingsvoorschrift en significantieniveau

maak opgave 26,27,28,29

opgave 23

11.3A beslissingsvoorschrift

De vraag: ga ik een vulmachine wel of niet bijstellen?

11.3A beslissingsvoorschrift

De vraag: ga ik een vulmachine wel of niet bijstellen?

Voorbeeld blz. 169. Elke fles zou 400 ml. moeten bevatten. Maar is dat wel zo? En wanneer besluit je om de vulmachine anders in te stellen?

11.3A beslissingsvoorschrift

De vraag: ga ik een vulmachine wel of niet bijstellen?

Voorbeeld blz. 169. Elke fles zou 400 ml. moeten bevatten. Maar is dat wel zo? En wanneer besluit je om de vulmachine anders in te stellen?

Waarom moet je een vulmachine anders instellen?

voorbeeld blz. 169

De vulmachine is zo ingesteld: de inhoud is X ml, deze is normaal verdeeld met          = 400 en           = 4.  

μ​X​​

σ​X​​

voorbeeld blz. 169

De vulmachine is zo ingesteld: de inhoud is X ml, deze is normaal verdeeld met          = 400 en           = 4.  

Na verloop van tijd twijfelt men of dit nog wel klopt? Is het gemiddelde nog wel 400 ml?

μ​X​​

σ​X​​

voorbeeld blz. 169

De vulmachine is zo ingesteld: de inhoud is X ml, deze is normaal verdeeld met          = 400 en           = 4.  

Na verloop van tijd twijfelt men of dit nog wel klopt? Is het gemiddelde nog wel 400 ml?

Wat kun je doen?

μ​X​​

σ​X​​

voorbeeld blz. 169

De vulmachine is zo ingesteld: de inhoud is X ml, deze is normaal verdeeld met          = 400 en           = 4.  

Na verloop van tijd twijfelt men of dit nog wel klopt? Is het gemiddelde nog wel 400 ml?

Wat kun je doen?

Wanneer ga je de machine bijstellen?

μ​X​​

σ​X​​

voorbeeld blz. 169

Je neemt een steekproef van 25 flessen, n = 25          

        = 400 en        =  4

μ​X​​

σ​X​​

voorbeeld blz. 169

Je neemt een steekproef van 25 flessen, n = 25          

        = 400 en        =  4

Het steekproefgemiddelde is normaal verdeeld met

μ​X​​

σ​X​​

voorbeeld blz. 169

Je neemt een steekproef van 25 flessen, n = 25          

        = 400 en        =  4

Het steekproefgemiddelde is normaal verdeeld met

Nu blijkt het steekproefgemiddelde 401 ml te zijn? Wat beslis je?

μ​X​​

σ​X​​

voorbeeld blz. 169

.

Nu is het steekproefgemiddelde 399? Wat doe je?

voorbeeld blz. 169

.

Nu is het steekproefgemiddelde 399? Wat doe je?

Nu is het steekproefgemiddelde 405? Wat je doe?

voorbeeld blz. 169

.

Nu is het steekproefgemiddelde 399? Wat doe je?

Nu is het steekproefgemiddelde 405? Wat je doe?

Beslissingsvoorschift: Als het gemiddelde boven de 402 of onder de 398 ligt, dan stel ik de machine bij.

voorbeeld blz. 169

.

Nu is het steekproefgemiddelde 399? Wat doe je?

Nu is het steekproefgemiddelde 405? Wat je doe?

Beslissingsvoorschift: Als het gemiddelde boven de 402 of onder de 398 ligt, dan stel ik de machine bij. Wat is het risico?

voorbeeld blz. 169

.

Er bestaat een kans dat je

de verkeerde beslissing neemt.

voorbeeld blz. 169

.

Er bestaat een kans dat je

de verkeerde beslissing neemt.

Wat is hier rechts het risico op

een foute beslissing?

opgave 26

Huiswerk

maak H11 opgave 26,27,28,29

daarna

opgave 33,34,35 en

opgave 37,38,39,41 en

opgave 42,43,44,46