Herhaling H7 stoffen en H8 materialen

• Natuurkunde
• Voortgezet speciaal onderwijs

Welke van de onderstaande woorden is GEEN stofeigenschap?

1. Volume
2. Smaak
3. Geleiden van warmte
4. Bestand tegen bijtende stoffen

Welke van de onderstaande woorden is GEEN stofeigenschap?

1. Oplosbaarheid
2. Fase
3. Dichtheid
4. Magnetisch

Waarom gebruikt men liever een houten of kunststof lepel om in een pan te roeren i.p.v. een metalen lepel?

Met welke letter kort je de vloeibare fase af?

1. V
2. L
3. S
4. G

Met welke letter kort je de vaste fase af?

1. V
2. L
3. S
4. G

Hoe noem je de faseovergang die wordt aangegeven met nummer 1?

1. Rijpen
2. Sublimeren
3. Condenseren
4. Stollen

Hoe noem je de faseovergang die wordt aangegeven met nummer 4?

1. Rijpen
2. Sublimeren
3. Condenseren
4. Stollen

Hoe noem je de faseovergang waarbij je een stuk zeep kunt ruiken?

1. Stollen
2. Sublimeren
3. Verdampen
4. Condenseren

Hoe noem je de faseovergang waarbij kaarsvet weer vast wordt nadat je de kaars hebt uitgeblazen?

1. Stollen
2. Sublimeren
3. Verdampen
4. Condenseren

Hoe noem je de faseovergang waarbij waterdruppels ontstaan op een koude metalen deksel van een pan wanneer je de deksel boven een pan met kokend water houd.

1. Stollen
2. Sublimeren
3. Verdampen
4. Condenseren

Bereken het volume van de steen in cm^3. Noteer alleen het getal (geen eenheid!).

Van welke stof Is het schaakstuk gemaakt?

Zie de Afbeelding hiernaast van de baksteen Op de weegschaal. Bereken de lengte van de baksteen in cm. Noteer alleen het getal. Rond indien nodig af op een heel getal.

Nick heeft een vlot gebouwd. Het volume van het vlot is 4967,5 cm^3. De massa van het vlot is 4,5kg. Leg uit wat er met het vlot gebeurd wanneer je deze in het water legt?
Kies uit: Het vlot Drijft/zinkt/zweeft

Nick heeft een vlot gebouwd. Het volume van het vlot is 4967,5 cm^3. De massa van het vlot is 4,5kg. Leg uit wat er met het vlot gebeurd wanneer je deze in het olie legt?
Kies uit: Het vlot Drijft/zinkt/zweeft

Reken om:
20 graden Celsius = ..........K

Reken om:
- 6 graden Celsius = ..........K

Reken om:
351 Kelvin = ........... graden Celsius

Reken om:
246 Kelvin = ........... graden Celsius

Bekijk de afbeelding hiernaast en beantwoord de volgende vraag. In welke fase bevindt kwik zich bij 253 Kelvin?

1. Vast
2. Vloeibaar
3. Gas
4. Dat kun je niet zeggen

Bekijk de afbeelding hiernaast en beantwoord de volgende vraag. In welke fase bevindt ammoniak zich bij 253 Kelvin.

1. Vast
2. Vloeibaar
3. Gas
4. Dat kun je niet zeggen

Bekijk de afbeelding hiernaast. Met welk soort stof heb je hier te maken?

1. Zuivere stof
2. Mengsel
3. Emulsie
4. Dat kun je niet zeggen

Bekijk de afbeelding hiernaast. Met welk soort stof heb je hier te maken?

1. Zuivere stof
2. Mengsel
3. Suspensie
4. Dat kun je niet zeggen

Bekijk de afbeelding en beantwoord de vraag.
Met wat voor soort stof heb je hier te maken?

1. Een mengsel
2. Een zuivere stof
3. Een Composiet
4. Dat kun je niet zeggen

Je ziet in de afbeelding een grafiek waarbij leann een vloeistof laat stollen. Wat is het smeltpunt van deze stof? Geef je antwoord In kelvin. Noteer alleen het getal zonder eenheid

Je ziet in de afbeelding een grafiek waarbij sander een vaste stof opwarmt. Wat is het kookpunt van deze stof? Geef je antwoord In graden Celsius. Noteer alleen het getal zonder eenheid

Je ziet in de afbeelding een grafiek waarbij sander 25gram vaste stof opwarmt. Na hoeveel minuten was alle stof gesmolten? Geef je antwoord in minuten. Noteer alleen het getal.

Je ziet in de afbeelding een grafiek waarbij sander 25gram vaste stof opwarmt. Na hoeveel minuten zal 75 gram van deze stof Zijn gesmolten? Geef je antwoord in minuten. Noteer alleen het getal.

Bekijk de afbeelding hiernaast. Karin warmt een vaste stof op. In welke fase bevindt deze stof zich na 5 minuten?

1. Vast
2. Vast en vloeibaar
3. Vloeibaar
4. Dat kun je niet zeggen

Bekijk de afbeelding hiernaast. Karin warmt een vaste stof op. In welke fase bevindt deze stof zich na 12 minuten?

1. Vast en Vloeibaar
2. Vloeibaar
3. Vloeibaar en gas
4. Dat kun je niet zeggen

Bekijk de afbeelding hiernaast over Natriumhydroxide. Welk pictogram hoort er op de lege plek?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 5

Bekijk de afbeelding hiernaast over koper(II)sulfaat. Welk pictogram hoort er op de lege plek?

1. 1
2. 3
3. 4
4. 5