Thema 2. Organen en cellen herhaling

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

Dijspier

Dijbeen

Nier

Dunne darm

Wervelkolom

Rib

Ruggenmerg

Hersenen

Slokdarm

Luchtpijp

Longen

Hart

Blaas

Dikke darm

Maag

Lever

DNA bepaalt je

1. Uiterlijk
2. Erfelijke eigenschappen
3. Leeftijd
4. Ouders

De afbeelding is een..

1. Houtachtige plant
2. Kruidachtige plant

Hebben plantencellen ook DNA?

1. Ja
2. Nee

Welk deel is een orgaan?

1. Hoofd
2. Skelet
3. Tong
4. Wimpers

Hieronder zie je een reeks DNA, maar deze is nog niet compleet. De ene helft van het DNA mist. Maak het stukje DNA compleet. Sleep de juiste letter naar de juiste plek in het DNA.

A

A

A

C

C

G

G

T

T

T

A

A

A

C

C

T

T

T

G

G

Welk orgaanstelsel hoort het orgaan?
Bronchie

1. Zenuwstelsel
2. Ademhalingsstelsel
3. Bloedvatenstelsel
4. Spierstelsel

1

2

3

4

Nerven

Bladmoes

Bladsteel

Bladschijf

Wat is de functie van het vatenstelsel?

1. Opnemen van water en mineralen
2. Transport
3. Fotosynthese
4. Glucose aanmaken

DNA is

1. een gen
2. de stof waar een chromosoom van gemaakt is
3. een virus

DNA

celern

Cel

Chromosoom

Gen

Wat zie je op de afbeelding?

1. Een cel
2. Weefsel
3. Huidmondje
4. Tussencelstof

Wat voor functie het deel op
de afbeelding?

1. Zorgt voor de groene kleur van een plant
2. Zorgt voor water opname
3. Zorgt voor transport
4. Fotosynthese

Zet van groot naar klein

orgaan

cel

kern

chromosoom

DNA

Wat heeft een plant nodig voor fotosynthese?

1. Water, Zonlicht, Zuurstof
2. Water, zonlicht, Koolstofdioxide
3. Water, mineralen
4. Glucose, water en zuurstof

Wat zijn de witte
onderdelen op de wortel?

1. Pluisjes
2. Hoofdwortels
3. Zijwortels
4. Wortelharen

Zet de onderstaande delen van GROOT naar klein:
Weefsels, organen, orgaanstelsels, cellen