Herhalen hoofdstuk 3 Feniks

Planning geschiedenis
Herhalen hoofdstuk 3
Geschiedenismuur maken
Je hebt niets nodig, maar doe goed mee...
Let op! Volgende week toets

Iedereen is stil.
Vragen / Antwoord? Steek je vinger op

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Planning geschiedenis
Herhalen hoofdstuk 3
Geschiedenismuur maken
Je hebt niets nodig, maar doe goed mee...
Let op! Volgende week toets

Iedereen is stil.
Vragen / Antwoord? Steek je vinger op

Slide 1 - Diapositive

Koning Willem I van Oranje
  • Nederlaag van Napoleon (1813)                                                                  Einde van de Franse tijd
  • Nederland en België samen  
  • Gevraagd
  • Handel


Slide 2 - Diapositive

Machtige koning
* Bestuur: Koning, ministers en volksvertegenwoordiging
    Koning luisterde niet naar de volksvertegenwoordiging.
* Handel: wegen aanleggen, kanalen graven, spoorlijn van       
   Haarlem naar Amsterdam (1839)

 Volksvertegenwoordiging = Leden van de 1e en 2e kamer door     het volk gekozen

Slide 3 - Diapositive

Problemen
Nederlanders
Belgen
Taal
Nederlands
Frans / Vlaams
Geloof
Protestants
Katholiek

Slide 4 - Diapositive

REVOLUTIE
1830: België onafhankelijk
Ze vonden dat de Koning Noord-Nederland voortrok.

Slide 5 - Diapositive

Hoe werd Nederland een koninkrijk in 1815?
A
Willem I erfde de Nederlanden
B
Willem I veroverde de Nederlanden
C
Willem I werd gevraagd om koning te worden
D
Willem I werd aangesteld als koning door Napoleon

Slide 6 - Quiz

Wat is de volksvertegenwoordiging?
A
De koning
B
De koning en ministers
C
Alle leden van de 1e en 2e kamer
D
Koning, ministers en leden 1e en 2e kamer

Slide 7 - Quiz

Koning verliest de macht
1840: Koning Willem II volgt zijn vader op.

Liberalen willen meer macht. Mensen die willen dat de overheid zich zo min mogelijk met de samenleving bemoeit


Slide 8 - Diapositive

Koning verliest zijn macht
Opstand tegen de koningen van verschillende landen (1848):
Thorbecke (Liberaal) schrijft nieuwe grondwet:

* Ministers besturen het land, koning niets zelf beslissen

* De ministers moeten nieuw wetten laten goedkeuren
   door volksvertegenwoordiging

* Verkiezingen voor de tweede kamer en provincie bestuur : Kiesrecht
   (alleen rijke mannen mogen stemmen)

Slide 9 - Diapositive

Wat veranderde er door de grondwet van 1848?
(twee antwoorden zijn juist)
A
De koning kreeg meer macht
B
De koning kreeg minder macht
C
Vanaf nu hoefden Belgen geen belasting meer te betalen
D
Alle rijke mannen die veel belasting betaalde mochten stemmen

Slide 10 - Quiz

Wat zijn liberalen?
A
Mensen die meer invloed wilden op het bestuur
B
Leden van de 1e en 2e kamer
C
Ministers
D
Mensen met een kiesrecht

Slide 11 - Quiz

Zwoegen en zweten
Industriële revolutie
Verandering van maken met de hand (platteland) 
naar maken met machines (stad) = sneller en goedkoper

Slide 12 - Diapositive

Zwoegen en zweten
  • Urbanisatie = groeiende steden, doordat mensen in de stad gaan wonen
  • Stoommachines = fabrieken (luchtvervuiling)
  • Slechte leef- en werkomstandigheden (overbevolking):                                         kinderarbeid, weinig salaris = slechte voeding, slechte kleine huizen =   koud en vochtig, veel mensen wonen samen = slaaptekort, veel ziekte =   bacteriën, geen riolering.
  • Verandering (1880) rijke mensen ook ziek:                                                                     Inentingen, aanleggen riolering, vuilnis werd opgehaald, bestrating                                                                   

Slide 13 - Diapositive

Wat betekent het woord 'urbanisatie'?
A
Dat mensen van de stad naar het platteland trekken.
B
Groei van steden doordat mensen van het platteland naar de stad trekken.
C
Dat mensen minder belasting gaan betalen.
D
Dat mensen heel trots zijn op hun stad.

Slide 14 - Quiz

Waarom doet het stadsbestuur pas erg laat iets aan de snelle verspreiding van ziektes?
A
Er stierven teveel mensen in de stad Amsterdam, hierom moest er iets aan gedaan worden
B
Er werd helemaal niets gedaan door het bestuur
C
Ook de rijken raakte besmet en stierven, deze zette het bestuur onder druk om iets te doen
D
Uit de goedheid van hun hart, ze wilden namelijk de arme mensen helpen

Slide 15 - Quiz

Samen sta je sterk!
Veranderingen in de fabriek: meer salaris, kortere werkdagen,
meer veiligheid.
Vakbonden: vereniging van werknemers
Elke maand geld geven, hierdoor uitkering bij ziekte en staking


Slide 16 - Diapositive

Sociale wetten
Sociale wet = wet waarmee de overheid het leven van vooral de arme mensen(arbeiders)  wil verbeteren

* 1874  1e wet: Kinderwetje = verboden onder 12 jaar te werken
* 1900  leerplicht = Alle kinderen tot 12 jaar verplicht naar school
* 8-urige werkdag

Slide 17 - Diapositive

Socialisten
  • Socialisten = mensen die vinden dat de overheid iedereen moet helpen die het moeilijk heeft. (demonstranten)
  • Ze wilden: hogere lonen, betere werkomstandigheden, minder uren werken, betaald worden tijdens ziekte
  • Algemeen kiesrecht (1917) = kiesrecht voor iedereen
  • Oprichting politieke partij = mensen met dezelfde                          politieke ideeën die meedoen aan verkiezing.

Slide 18 - Diapositive

Aletta Jacobs
  • Feministen = vrouwen die gelijke rechten voor mannen en vrouwen willen.

Slide 19 - Diapositive

Wat wilden de socialisten?
A
Dat rijken meer te zeggen krijgen over het bestuur
B
Dat rijken minder belasting betalen
C
Algemeen kiesrecht
D
Meer werken

Slide 20 - Quiz

Wat veranderde er door de protesten van arbeiders negentiende eeuw?
A
Invoering van sociale wetten zoals leerplicht
B
Minder belasting betalen door de rijke mensen
C
De invoering van een beter belasting stelsel, rijke mensen hoefden nu minder te betalen
D
De verspreiding van mensen over Nederland om de urbanisatie tegen te gaan

Slide 21 - Quiz

Wat veranderde er door de protesten van vrouwen in de negentiende eeuw?
A
Vrouwen mochten meer werken
B
Invoering vrouwenkiesrecht
C
De invoering van een beter belasting stelsel, vrouwen hoefden nu minder te betalen
D
De verspreiding van vrouwen over Nederland om de urbanisatie tegen te gaan

Slide 22 - Quiz

De kolonie Nederlands-Indië






 1815 Indië werd een Nederlandse kolonie 

Slide 23 - Diapositive

Landen veroveren
  • Nationalisme = Erg trots zijn op je eigen land, volk en cultuur
  • Imperialisme = gebieden veroveren om je land machtiger (overheersen) en rijker (winst maken) te maken door grondstoffen mee te nemen en producten van te maken.
  • Kolonie = een veroverd gebied in een ander deel van de wereld

Slide 24 - Diapositive

Geld verdienen
  • Willem I (1830) meer handel
  • Cultuurstelsel = Regels waardoor boeren in Indië producten moesten verbouwen  voor de handel met Nederland
  • Door handel bouwen ze spoorwegen, kanalen en wegen in Nederland
  • Einde cultuurstelsel door schoolgaande Indische jongeren die zelf kritisch gingen denken.

Slide 25 - Diapositive

Armoede en honger
* Multatuli = schuilnaam Edourd Douwes Dekker, ambtenaar in       Nederlands-Indië, schrijver Max Havelaar
* Door cultuurstelsel veel armoede in Nederlands-Indië doordat     producten naar andere landen ging (Nederlandse Handel-             Maatschappij)
* Max Havelaar = boek met kritiek op bestuur Nederlands-Indië       (onderdrukking)

Slide 26 - Diapositive

Wat is nationalisme?
A
Trost zijn op je eigen volk en land en andere volken minachten.
B
Trots zijn op iedereen die niet in jouw land woont.
C
Trots zijn op jouw eigen voetbalclub en andere clubs minachten.
D
Trots zijn op je eigen prestaties en andere mensen minachten.

Slide 27 - Quiz

Wat is Imperialisme?
A
Macht en aanzien van je land groter maken door gebieden weg te geven
B
Macht en aanzien van je land groter maken door veel mensen voor de regering te laten werken
C
Macht en aanzien van je land groter maken door sociale wetten in te voeren
D
Macht en aanzien van je land groter maken door gebieden te veroveren

Slide 28 - Quiz

Wat is het cultuurstelsel?
A
Regels waardoor boeren in Nederlands-Indië de Nederlanders hebben verjaagd uit hun land.
B
Regels waardoor boeren in Nederlands-Indië als soldaten moesten vechten voor Nederland
C
Regels waardoor boeren in Nederlands-Indië heel rijk zijn geworden
D
Regels waardoor boeren in Nederlands-Indië producten moesten verbouwen voor de handel met Nederland.

Slide 29 - Quiz