formuleren en stijl: stijlmiddelen

Taal: retorische middelen
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Taal: retorische middelen

Slide 1 - Diapositive

Stijlmiddelen: hoe krijg je de vraag?
Welk stijlmiddel is gebruikt? Kies uit de volgende: anticlimax – eufemisme– hyperbool – paradox – repetitio – retorische vraag – woordspeling.
Let op: in je Vakboek vind je op p. 144-145 je alle retorische middelen die bij deze vraag  voor kunnen komen. Bij iedere vraag kunnen er boven de vraag andere retorische middelen staan. Eén antwoord  kan vaker ingevuld worden

Slide 2 - Diapositive

anticlimax / climax / enumeratio / drieslag
Anticlimax: een opsomming (enumeratio) waarvan de betekenissen in kracht afnemen. Het is het tegenovergestelde van een climax.
Voorbeeld:
Hij is wereldberoemd, nou ja... in Nederland, in onze stad dan. Ik bedoel: ik heb van hem gehoord.
enumeratio: een opsomming kan indruk maken

Slide 3 - Diapositive

anticlimax / climax / enumeratio / drieslag
Een drieslag past goed in een betoog of in een debat.
Het is een opsomming van drie zaken die de kernboodschap goed kunnen versterken. “Met dit voorstel verminderen we onze kosten, stijgt onze winst en kunnen we de concurrentie beter aan dan ooit!" Als de opsomming allitereert, worden de worden snel onthouden:
"heerlijk, helder ..."

Slide 4 - Diapositive

Is er in de volgende zin sprake van een climax / anticlimax / enumeratio / een drieslag? Het gaat hem financieel al jaren zeer voor de wind, hij heeft een goed lopend bedrijf, een heel wagenpark, en een jacht in de Middellandse zee. Uit de jaaropgaven van zijn banken, blijkt dat al zijn rekeningen een negatief saldo kennen.

Slide 5 - Question ouverte

hyperbool / eufemisme / understatement / suggestieve opmerking  /  ironie / Litotes
Hij huilde een zwembad vol tranen.

De Duitsers waren in 1940 in ons land niet welkom.

Gisteren is onze lieve hond Robbie van ons heengegaan.

Slide 6 - Diapositive

hyperbool / eufemisme / understatement / suggestieve opmerking  /  ironie / Litotes
Die Christiano Ronaldo kan wel een aardig balletje trappen.

Dat cijfer is niet verkeerd 

 ‘Je kletst me de oren van het hoofd’, zegt de leraar tegen het stille, verlegen meisje.




Slide 7 - Diapositive

hyperbool / eufemisme / understatement / suggestieve opmerking  /  ironie / Litotes
"Sinds Rutte minister-president is, is het brood twee keer zo duur geworden". --> Deze zin roept bij de luisteraar de gedachte op dat het leven tijdens de kabinetten Rutte veel duurder is geworden. 

Slide 8 - Diapositive

Zij zijn niet vies van uit eten gaan.
A
understatement
B
ironie
C
litotes
D
eufemisme

Slide 9 - Quiz

Mijn wortelkanaalbehandeling was een beetje vervelend.
A
understatement
B
ironie
C
litotes
D
eufemisme

Slide 10 - Quiz

Mijn zus zit tussen twee banen in.
A
understatement
B
ironie
C
litotes
D
eufemisme

Slide 11 - Quiz

Gisteren viel de regen echt met bakken uit de lucht.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
woordspeling
D
paradox

Slide 12 - Quiz

anafoor / repetitio / tautologie?

Slide 13 - Diapositive

Zonder jou is alles in mijn leven killer. Zonder jou is alles plotseling veel stiller. Zonder jou is wat voorheen vertrouwd was, niet vertrouwd.
A
anafoor
B
repetitio
C
tautologie

Slide 14 - Quiz

Nooit of te nimmer zal ik nog iets voor je doen.
A
anafoor
B
repetitio
C
tautologie

Slide 15 - Quiz

Tijdens het zomerkamp was het macaroni en nog eens macaroni wat we te eten kregen.
A
anafoor
B
repetitio
C
tautologie

Slide 16 - Quiz

antithese / paradox

Slide 17 - Diapositive

a. 's Lands grootste kruidenier gaat op de kleintjes letten.
b. Weinig alcohol kan te veel zijn
A
a is een paradox, b is een antithese
B
a en b zijn een paradox
C
a en b zijn een antithese
D
a is een antithese en b is een paradox

Slide 18 - Quiz

Directeuren die binnen zijn, wonen in veel gevallen buiten.
A
woordspeling
B
paradox
C
hyperbool

Slide 19 - Quiz

vergelijking of een metafoor

Slide 20 - Diapositive

a. Het zand was als een vloerkleed.
b. Als student woonde ik in een zwijnenstal, maar toen mijn vriendin bij mij in kwam wonen, toverde zij ons appartement om tot een paleis.
A
a is een metafoor, b is een vergelijking
B
a en b zijn een metafoor
C
a en b zijn een vergelijking
D
a is een vergelijking en b is een metafoor

Slide 21 - Quiz

ik-boodschap of persoonlijke ervaring / retorische vraag / stroman / woordspeling / zelfcorrectie
Zo betrek je het publiek bij je verhaal. Een voorbeeld wanneer je een verhaal houdt tegen coronavaccinatie:
15 juli 2021: ik laat mij vaccineren tegen corona. Na de vaccinatie ga ik met een wat lacherig gevoel naar de wachtruimte. Waarom moet ik daarheen? De vijftien minuten heb ik echter niet meegemaakt: meer dan een half uur later kom ik bij op een bed. Ik voel mij hondsberoerd. 

Slide 22 - Diapositive

ik-boodschap of persoonlijke ervaring / retorische vraag / stroman / woordspeling / zelfcorrectie
Zo betrek je het publiek bij je verhaal. Op de vraag is maar één antwoord mogelijk. De schrijver of spreker geeft het antwoord. Voorbeelden: 
  • Hebben wij het hier niet geweldig?
  • Wilders geeft vaak de Islam de schuld van het terrorisme. Maar draagt het westen niet ook de nodige verantwoordelijkheid?


Slide 23 - Diapositive

ik-boodschap of persoonlijke ervaring / retorische vraag / stroman / woordspeling / zelfcorrectie
In de argumentatie: = drogreden: het vertekenen van het standpunt / de ander woorden in de mond leggen.
Hier als retorisch middel: een naamloos persoon die je een standpunt naar voren laat brengen dat je kunt ontkrachten.
Voorbeeld:
Iemand zei laatst dat samenvatten van teksten voor een proefwerk geen zin heeft.
Ik las laatst ergens dat dagelijks hardlopen ongezond is.

Slide 24 - Diapositive

ik-boodschap of persoonlijke ervaring / retorische vraag / stroman / woordspeling / zelfcorrectie
Een woordgrapje: je speelt met verschillende betekenissen van een woord.
Let op reclames!
Voorbeelden:
  • Drink met maten, nooit alleen.

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

ik-boodschap of persoonlijke ervaring / retorische vraag / stroman / woordspeling / zelfcorrectie
Je verspreekt je opzettelijk en zo geef je meer nadruk aan je boodschap. 

Voorbeelden:
  • Dat was een heel domme fout... ik bedoel: zo iets zou je niet moeten doen.
  • Ik bemin, wat zeg ik? Ik verafgood Junia (J. Racinicus)

Slide 27 - Diapositive