Quiz voor de kerstvakantie

Grieken en Romeinen



Geschiedenis 
Kader 1
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Grieken en Romeinen



Geschiedenis 
Kader 1

Slide 1 - Diapositive

Wat is de naam van dit tijdvak?
A
Tijd van jagers en boeren
B
Tijd van Grieken en Romeinen
C
Tijd van steden en staten
D
Tijd van monniken en ridders

Slide 2 - Quiz

Van wanneer tot wanneer duurt dit tijdvak?
A
Tot 3000 v.Chr.
B
Van 3000 v.Chr. tot 1 n.Chr.
C
Van 3000 v.Chr. tot 500 n. Chr.
D
Van 3000 v.Chr. tot 1000 n. Chr.

Slide 3 - Quiz

Hoe lang duurt een eeuw?
A
10 jaar
B
50 jaar
C
100 jaar
D
500 jaar

Slide 4 - Quiz

De Grieken

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Hoe heet het gebouw op de afbeelding?
A
Een tempel
B
Een kerk
C
Een theater
D
Een Colosseum

Slide 7 - Quiz

Is het gebouw Grieks of Romeins?
A
Het is een Grieks gebouw.
B
Het is een Romeins gebouw.

Slide 8 - Quiz

Waarom gingen de Grieken gebieden koloniseren?
A
Omdat Griekenland te vol was.
B
Omdat de Griekse goden dat zeiden.
C
Omdat Griekenland onvruchtbaar was.
D
Omdat Griekenland te vruchtbaar was.

Slide 9 - Quiz

Vul aan.
Een Griekse kolonie ...
A
...hoorde bij het moederland.
B
...was een zelfstandig land.
C
...lag aan de andere kant van de wereld.
D
...mocht meebeslissen in het bestuur.

Slide 10 - Quiz

Wat is een stadstaat?
A
Een stad die afhankelijk is van andere steden.
B
Een stad die onafhankelijk is.
C
Een stad met een eigen bestuur.
D
Een stad met meerdere dorpen eromheen.

Slide 11 - Quiz

Vul aan.
In een directe democratie ...
A
...stem je op mensen die namens jou beslissen.
B
...mag iedereen voor of tegen een plan stemmen.
C
...beslissen rijke mensen voor of tegen een plan.

Slide 12 - Quiz

Vul aan.
In een indirecte democratie ...
A
...stem je op mensen die namens jou beslissen.
B
...mag iedereen voor of tegen een plan stemmen.
C
...beslissen rijke mensen voor of tegen een plan.

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Was Athene een directe of indirecte democratie?
A
Een directe democratie
B
Een indirecte democratie

Slide 15 - Quiz

Welke god is het?
Zeus
A
De god van de zee
B
De god van de oorlog
C
De god van de liefde
D
De oppergod

Slide 16 - Quiz

Welke god is het?
Poseidon
A
De god van de zee
B
De god van de oorlog
C
De god van de liefde
D
De oppergod

Slide 17 - Quiz

Welke god is het?
Ares
A
De god van de zee
B
De god van de oorlog
C
De god van de liefde
D
De oppergod

Slide 18 - Quiz

Een verhaal over een god noemen we een ...
A
kolonie
B
mythe
C
legende
D
epos

Slide 19 - Quiz

Toneel was belangrijk voor de Grieken. Waarover ging een tragedie?
A
Dat ging over de goden.
B
Dat ging over dagelijkse dingen.
C
Dat ging over ernstige dingen en loopt slecht af.
D
Dat was een cabaret over politiek of gewone mensen.

Slide 20 - Quiz

Toneel was belangrijk voor de Grieken. Waarover ging een komedie?
A
Dat ging over de goden.
B
Dat ging over dagelijkse dingen.
C
Dat ging over ernstige dingen en loopt slecht af.
D
Dat was een cabaret over politiek of gewone mensen.

Slide 21 - Quiz

De Romeinen

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Wat is de hoofdstad van het Romeinse Rijk?
A
Noviomagus
B
Athene
C
Rome
D
Jeruzalem

Slide 24 - Quiz

Welk land veroverden de Romeinen niet?
A
Engeland
B
Frankrijk
C
Nederland
D
Rusland

Slide 25 - Quiz

Hoe noemden de Romeinen hun grens?
A
Gewoon grens
B
De limes
C
De Germanen
D
De senaat

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Diapositive

Hoe heette de natuurlijke grens van het Romeinse Rijk in Nederland?
A
De Rijn
B
De Maas
C
De AA
D
De EE

Slide 28 - Quiz

Hoe heetten de mensen die ten noorden van de Rijn woonden?
A
De Galliërs
B
De Germanen
C
De Romeinen
D
De Visigoten

Slide 29 - Quiz

Rond 500 v.Chr. joegen de Romeinen de koning Rome uit. Wat voor bestuur kreeg Rome?
A
Het werd een koninkrijk.
B
Het werd een keizerrijk.
C
Het werd een republiek.
D
Het werd een democratie.

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Diapositive

Hoe werd de Romeinse republiek bestuurd?
A
Door een senaat die elk jaar twee consuls kozen.
B
Door een senaat die elke vier jaar twee consuls kozen.
C
Door een keizer, die het rijk alleen bestuurde.
D
Door een koning die samen met zijn ministers het rijk bestuurde.

Slide 32 - Quiz

Wie en hoeveel mensen zaten er in de Romeinse senaat?
A
Oude wijze vrouwen, ongeveer 600.
B
Jonge vrouwen, ongeveer 600.
C
Oude wijze mannen, ongeveer 600.
D
Jonge mannen, ongeveer 600.

Slide 33 - Quiz

Was Rome een democratie?
A
Ja, mannen mochten stemmen.
B
Ja, iedereen mocht stemmen.
C
Nee, alleen mannen mochten stemmen.
D
Nee, alleen rijke mensen mochten stemmen.

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Diapositive

Wie werd er op de afbeelding vermoord?
A
Julius Caesar
B
Caesar Augustus
C
Caesar Nero
D
Caesar Jupiter

Slide 36 - Quiz

Waarom werd hij vermoord?
A
Hij had schulden openstaan in de senaat.
B
Hij had te veel gebieden veroverd.
C
Hij was te populair en wilde koning worden.
D
Hij wilde een oorlog voorkomen.

Slide 37 - Quiz

Wie was de eerste Romeinse keizer?
A
Julius Caesar
B
Caesar Augustus
C
Caesar Nero
D
Caesar Jupiter

Slide 38 - Quiz

Wat namen de Romeinen niet over van de Grieken?
A
De goden, maar gaven ze andere namen.
B
De theaters, ze bouwden ze dubbel.
C
De tempels, ze bouwden kerken.
D
De bouwkunst, ze gebruikten beton.

Slide 39 - Quiz

Wie leefden er in een insula?
A
Rijke Romeinen.
B
Arme Romeinen.
C
Slaven.
D
Vreemdelingen.

Slide 40 - Quiz

Wie leefden er in een villa?
A
Rijke Romeinen.
B
Arme Romeinen.
C
Slaven.
D
Vreemdelingen.

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Diapositive




Fijne 
kerstvakantie 
allemaal!

Slide 43 - Diapositive