KWC V3 Grammatica 1 en 3 (9-11-2023)

Welkom v3t!
Grammatica 1 herhalen en starten met grammatica 3
9-11-2023
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom v3t!
Grammatica 1 herhalen en starten met grammatica 3
9-11-2023

Slide 1 - Diapositive

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Wat is er blijven hangen van grammatica 1?
  3. Samen nakijken 7 en 8
  4. Grammatica 3
  5. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Diapositive

10 minuten lezen

Slide 3 - Diapositive

Wat is de structuur van het Nederlands? Meerdere antwoorden zijn mogelijk.
A
pv - ond - andere zinsdelen
B
andere zinsdelen - ond - pv
C
andere zinsdelen - pv - ond -
D
ond - pv - andere zinsdelen

Slide 4 - Quiz

Welke overeenkomsten zijn er tussen de Romaanse talen? Meerdere antwoorden zijn mogelijk.
A
bnw staan vaak achter het znw
B
de pv en het ond zijn vaak samen gepakt
C
de zinnen zijn lang
D
het ond is vaak niet duidelijk in de zin

Slide 5 - Quiz

Welke overeenkomsten zijn er tussen de Germaanse talen? Meerdere antwoorden zijn mogelijk.
A
bnw staan vaak voor het znw
B
de pv en het ond zijn vaak samen gepakt
C
je kunt hele lange zinnen maken door telkens zinsdelen toe te voegen
D
het ond is vaak niet duidelijk in de zin

Slide 6 - Quiz

Waarom is woordjes stampen niet hetzelfde als een taal leren?

Slide 7 - Carte mentale

Grammatica 1

Nakijken 7 en 8

Slide 8 - Diapositive

Grammatica 3

Doel: Je leert hoe je verschillende zinsdelen herkent in een zin.

Slide 9 - Diapositive


Wat is taalkundig ontleden?
A
Je kijkt naar de soort woorden
B
Je kijkt naar de functie van woorden

Slide 10 - Quiz


Wat is redekundig ontleden?
A
Je kijkt naar de soort woorden
B
Je kijkt naar de functie van woorden

Slide 11 - Quiz


Wat hoort bij redekundig ontleden?
A
zelfstandig naamwoord
B
onderwerp
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 12 - Quiz

Welke zinsdelen heb je geleerd op de basisschool en in klas 1 en 2?

Slide 13 - Carte mentale

Alle zinsdelen op een rijtje
  • Persoonsvorm (pv)
  • Onderwerp (ond)
  • Werkwoordelijk gezegde (wwg)
  • Naamwoordelijk gezegde (nwg: nd & wd)
  • Lijdend voorwerp (lv)
  • Meewerkend voorwerp (mv)
  • Bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 14 - Diapositive


Wat is de juiste volgorde van ontleden?
A
pv gez ond andere zinsdelen
B
ond pv gez andere zinsdelen
C
gez pv andere zinsdelen ond
D
gez pv ond andere zinsdelen

Slide 15 - Quiz

Verdeel de zin in zinsdelen.

Welke zin is goed?
A
De / meisjes / liepen / gisteren/ over straat.
B
De meisjes / liepen / gisteren /over straat.
C
De meisjes / liepen / gisteren / over / straat.
D
De meisjes liepen / gisteren over straat.

Slide 16 - Quiz

Verdeel de zin in zinsdelen.

Welke zin is goed?
A
Onze kat / is helaas / deze zomer / overleden / aan ouderdom.
B
Onze kat / is / helaas / deze zomer / overleden aan ouderdom.
C
Onze kat / is / helaas / deze zomer / overleden / aan ouderdom.
D
Onze kat is / helaas / deze zomer / overleden / aan ouderdom.

Slide 17 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?

Achmed wil graag een zoen geven aan Amira.
A
3
B
5
C
4
D
6

Slide 18 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?

De fiets van mijn broer stond in de schuur van mijn ouders.
A
2
B
4
C
3
D
5

Slide 19 - Quiz

Je kunt met die app gemakkelijk 1 gigabyte ruimte vrijmaken in het geheugen van je smartphone.

Wat is 'met die app' voor zinsdeel?

A
onderwerp
B
bijwoordelijke bepaling
C
meewerkend voorwerp
D
lijdend voorwerp

Slide 20 - Quiz

Ik heb 10 zinnen moeten ontleden.

Wat is 'heb moeten ontleden' voor zinsdeel?
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 21 - Quiz

Valentijn kan goed ontleden.

Wat is 'kan ontleden' voor zinsdeel?
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 22 - Quiz

Ik weet dat niet.

Wat is 'dat' voor zinsdeel?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 23 - Quiz

Er wordt je regelmatig een vraag ter bevestiging gesteld.

Wat is 'je' voor zinsdeel?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 24 - Quiz

Ze zeggen weinig onder het eten.

Wat is 'onder het eten' voor zinsdeel?
A
meewerkend voorwerp
B
naamwoordelijk gezegde
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 25 - Quiz

De hond lag toen in de tuin te slapen.

Wat is 'toen' voor zinsdeel?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 26 - Quiz

Bij een werkwoordelijk gezegde
A
is iemand iets.
B
doet iemand iets.

Slide 27 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
Cheyenne
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 28 - Question de remorquage

Wat is het naamwoordelijk gezegde?
A
Een koppelwerkwoord en eventuele andere werkwoorden
B
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en een zelfstandig naamwoord
C
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en een zinsdeel dat iets zegt over het onderwerp
D
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en het onderwerp

Slide 29 - Quiz

Wat is een naamwoordelijk gezegde?
A
Hij heeft gegeten.
B
Hij heeft een zusje gekregen.
C
Hij gaat morgen werken.
D
Hij is een vrolijke Frans.

Slide 30 - Quiz

Hoe vind je het naamwoordelijk gezegde?
A
ow 'is iets' + alle ww + deel wat ow is
B
ow 'is iets' + alle ww
C
ow 'doet iets' + alle ww + deel wat ow is
D
wie is iets

Slide 31 - Quiz

In een naamwoordelijk gezegde...
A
doet iemand iets
B
wil iemand iets
C
is iemand iets
D
staan alleen maar werkwoorden

Slide 32 - Quiz

Invullen enquête over Nederlands

Slide 33 - Diapositive

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les:
  • Huiswerk: lr Gram. p. 171-175 muv vzv en lezen 20 pagina's van je leesboek
  • Meenemen: leesboek, schrift, pen en boek

Slide 34 - Diapositive