Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Anders dan bij producten kunnen diensten NIET op voorraad worden geproduceerd. Van welk kenmerk van een dienst is in dit geval sprake?
A
Ontastbaar
B
Vergankelijk
C
Interactieve consumptie
D
Heterogeen
Slide 2 - Quiz
Een fabrikant brengt onder dezelfde merknaam verschillende producten op de markt, zoals mixers, scheerapparaten en elektronische tandenborstels. Wat voor merk is dit?
A
Huismerk
B
Keurmerk
C
Paraplumerk
Slide 3 - Quiz
Een fabrikant van verzorgingsproducten verkoopt verschillende producten onder verschillende merknamen. Van welk type merk is hier sprake?
A
Paraplumerk
B
Individueel merk
C
A-merk
D
Huismerk
Slide 4 - Quiz
Een frisdrankfabrikant heeft een nieuw merk cola in de markt gezet. Het bedrijf investeert weinig in promotie en hanteert een gemiddelde prijs. Van welk type merk is hier sprake?
A
A-Merk
B
B-Merk
C
C-Merk
Slide 5 - Quiz
Bij een theatervoorstelling wordt de dienst geproduceerd door de acteurs en het publiek neemt de dienst tegelijkertijd af. Productie en consumptie vallen dus samen! Bij welk kenmerk van een dienst past deze eigenschap?
A
Ontastbaar
B
Heterogeen
C
Vergankelijk
D
Interactieve consumptie
Slide 6 - Quiz
Met de assortimentsbreedte wordt het aantal assortimentsgroepen of productgroepen bedoeld dat een ondernemer voert.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Met de assortimentslengte wordt het aantal producten dat per artikelvariant aanwezig is bedoeld.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quiz
Met de assortimentsdiepte wordt de prijsvariatie binnen een artikel of artikelgroep bedoeld.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quiz
Als je maar weinig verschillende soorten producten verkoopt, zoals alleen maar designersneakers is er sprake van een:
A
Smal assortiment
B
Breed assortiment
C
Diep assortiment
D
Kort assortiment
Slide 10 - Quiz
Als je als consument veel keuze hebt uit weinig producten is er sprake van een:
A
Kort assortiment
B
Smal assortiment
C
Diep assortiment
D
Lang assortiment
Slide 11 - Quiz
Wanneer een winkel veel verschillende soorten producten verkoopt is er sprake van een:
A
Lang assortiment
B
Breed assortiment
C
Hoog assortiment
D
Ondiep assortiment
Slide 12 - Quiz
In welke fase van de productlevenscyclus zijn de productiekosten per product het hoogst?
A
In de volwassenheidsfase
B
In de groeifase
C
In de introductiefase
D
In de verzadigingsfase
Slide 13 - Quiz
In welke fase van de productlevenscyclus is de mate van concurrentie het hoogst?
A
In de volwassenheidsfase
B
In de groeifase
C
In de introductiefase
D
In de verzadigingsfase
Slide 14 - Quiz
In welke fase van de productlevenscyclus is de bekendheid van een product het laagst?
A
In de introductiefase
B
In de groeifase
C
In de volwassenheidsfase
D
In de verzadigingsfase
Slide 15 - Quiz
In welke fase van de PLC komen betere alternatieven beschikbaar voor een bestaand product?