Je kunt het verschil tussen een hetero- en homozygoot genotype begrijpen en uitschrijven met gensymbolen
Je kunt uitleggen welke impact combinaties van dominante en recesieve allelen hebben op het fenotype
Je kunt voorspellingen doen over mogelijke genotypes die kun ontstaan bij ouders als je de genotypes van de ouders kent.
Je kunt voorspellingen doen over mogelijke fenotypes als gevolg van de ontstane genotypes
Huiswerk T5 B8
Opdr. 1-8, 5k
OF uitdaging
Opdr. 1, 6-10
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
B8 Dominant en recessief
Jas in je kluis
Spullen op tafel
Laptop/Leerwerkboek
Schrift
Tas van tafel
Lees blz. 162 t/m 163
timer
5:00
Kennen/Kunnen
Je kunt het verschil tussen een hetero- en homozygoot genotype begrijpen en uitschrijven met gensymbolen
Je kunt uitleggen welke impact combinaties van dominante en recesieve allelen hebben op het fenotype
Je kunt voorspellingen doen over mogelijke genotypes die kun ontstaan bij ouders als je de genotypes van de ouders kent.
Je kunt voorspellingen doen over mogelijke fenotypes als gevolg van de ontstane genotypes
Huiswerk T5 B8
Opdr. 1-8, 5k
OF uitdaging
Opdr. 1, 6-10
Slide 1 - Diapositive
Huiswerkrad
Ga vast naar Lessonup.app en gebruik deze code
Beloning
Straf
Slide 2 - Diapositive
Wat omschrijft genen en allelen het best?
A
een gen zit in het DNA
een allel op een chromosoom
B
een gen is een eigenschap
een allel is een variant van de eigenschap
C
allel en gen zijn synoniemen van elkaar
D
een allel is een eigenschap
een gen is een variant van de eigenschap
Slide 3 - Quiz
Geef een voorbeeld van een gen
Slide 4 - Question ouverte
Gezonde organismen hebben altijd 2 allelen van elk gen. Geef een reden dat deze twee allelen niet altijd hetzelfde zijn qua informatie.
Slide 5 - Question ouverte
Homo- & heterozygoot
Homo = hetzelfde hetero = verschillend
Homozygoot > beide allelen van één eigenschap hetzelfde
Heterozygoot > beide allelen van één eigenschap verschillend
Slide 6 - Diapositive
Een man en vrouw krijgen een kind. De man is homozygoot voor blond haar. De vrouw is homozygoot voor bruin haar. Leg uit, Is het kind homozygoot of heterozygoot?
Slide 7 - Question ouverte
Dominant en recessief
Allelen zijn dominant of recessief
Dominant is 'sterker' dan recessief
Dominant allel is dominant voor ieder organisme binnen een soort
Heterozygoot genotype > Dominant allel zichtbaar in fenotype
Slide 8 - Diapositive
Bij katten komen de vachtkleuren zwart en rood voor. Zwart is dominant. Wat geldt voor het genotype van een zwarte kat?
A
Altijd homozygoot
B
Altijd heterozygoot
C
Homozygoot of heterozygoot
Slide 9 - Quiz
Bij katten komen de vachtkleuren zwart en rood voor. Zwart is dominant. Wat geldt voor het genotype van een rode kat?
A
Altijd homozygoot
B
Altijd heterozygoot
C
Homozygoot of heterozygoot
Slide 10 - Quiz
Bloemen van de bonenplant kunnen roze of wit zijn. Plant 1 heeft witte bloemen en is heterozygoot Plant 2 heeft roze bloemen en is homozygoot Welke bloemkleur is recessief?
A
Wit
B
Roze
C
Dat kun je niet weten met deze informatie
Slide 11 - Quiz
Gensymbolen
Allelen worden vaak afgekort met letters.
Allelen van hetzelfde gen krijgen dezelfde letter
Dominant = hoofdletter, Recessief = kleine letter
AA = homozygoot dominant
aa = homozygoot recessief
Aa = heterozygoot
Slide 12 - Diapositive
Bloemen van de bonenplant kunnen roze of wit zijn. Plant 1 heeft witte bloemen en is heterozygoot Hoe zou je het genotype van deze plant kunnen weergeven met gensymbolen? Gebruik de eerste letter van de dominante bloemkleur
Slide 13 - Question ouverte
Bij mensen is rood haar dominant over blond haar. Een jongen is heterozygoot voor deze eigenschap. Wat is zijn genotype en haarkleur?
A
AA en rood haar
B
aa en blond haar
C
Aa en rood haar
D
Aa en blond haar
Slide 14 - Quiz
Een vader heeft genotype AA, de moeder Aa. Welke genotypen kunnen voorkomen bij hun kinderen?
A
AA, aa en Aa
B
Aa en aa
C
Aa en AA
D
aa en AA
Slide 15 - Quiz
1e keuze: + OF Spiekbriefje +1 cm2 OF draaien
2e en 3e keuze: Spiekbriefje +1 cm2 OF draaien
4e en 5e: draaien
Slide 16 - Diapositive
Ga aan de slag met: T5 B8
Blz. 162 t/m 165
Opdr. 1 t/m 3
Uitdaging: Samenhang blz. 156-157 (hierbij kan blz. 145-146 helpen)
Klaar met het bovenstaande?
Verder werken/lezen
Samenvatten
Ander huiswerk
Boek lezen
Zs = Werken in stilte
Geen vinger opsteken
Aan het werk
Stil en stoor niemand
Blijf op je plek
timer
6:00
Slide 17 - Diapositive
Ga aan de slag met: T5 B8
Blz. 162 t/m 165
Opdr. 1 t/m 3
Uitdaging: Samenhang blz. 156-157 (hierbij kan blz. 145-146 helpen)