HA4: Nederlands: Literaire mindmap

Literaire mindmap
- Wat is het?
- Hoe gebruik je het?
- Herhaling van belangrijkste literaire begrippen
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Literaire mindmap
- Wat is het?
- Hoe gebruik je het?
- Herhaling van belangrijkste literaire begrippen

Slide 1 - Diapositive

Doelen

- Je weet wat een literaire mindmap is 
- Je weet hoe je een literaire mindmap kunt maken
- Je kent de belangrijkste literaire begrippen

Slide 2 - Diapositive

Enkele voorbeelden

Slide 3 - Diapositive

De literaire mindmap

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Wat is het?

Slide 6 - Diapositive

Literaire mindmap
In het midden van de literaire mindmap staat de titel van het boek, plus een tekening die het boek typeert.
Vanuit dat midden ontspringen vijf takken. Elk van die takken heeft een andere kleur.
De takken behandelen de volgende onderwerpen:
1.    Plot
2.   Personages
3.   Verteller en perspectief
4.    Tijd
5.    Ruimte
6.    Beoordeling
7.     Motieven
8.    Thema
De takken worden gevuld met steekwoorden en tekeningetjes. De takken kunnen zelf ook weer vertakken.
Het formaat van de literaire mindmap is A4 zodat er genoeg ruimte is voor alle vertakkingen en tekeningen.

Slide 7 - Diapositive

Schematisch ziet dat er zo ongeveer zo uit:

Slide 8 - Diapositive

Literaire begrippen
Wat houden de verschillende begrippen ook alweer in?

Slide 9 - Diapositive

1. Het plot
= het plan, de structuur van het verhaal met alle verwikkelingen en verbanden.

Beschrijf de belangrijkste gebeurtenissen van het verhaal, hierbij hoort ook hoe het verhaal afloopt. (vijf tot zeven gebeurtenissen)

Slide 10 - Diapositive

2. Personages
Beschrijf de belangrijkste hoofd- en bijpersonen. 
Hoe zien ze eruit? Wat doen ze?
Noteer bij hoofdpersonages drie karaktertrekken. 
Vergeet niet duidelijk te maken hoe de personages zich tot elkaar verhouden. 
Welke ontwikkeling maakt de hoofdpersoon door? (= hoe zijn ze aan het begin van het boek en hoe aan het einde?)

Slide 11 - Diapositive

3. Verteller (perspectief)
Wie vertelt het verhaal? Is het een ik-verteller, een hij/zij-verteller of een alwetende verteller? Citeer minimaal twee zinnen uit het boek waaruit dit blijkt. 

Bijvoorbeeld: 'Toen zag ik haar voor het eerst.' (=citaat)
'Wat Marius al wist, probeerde hij te vermijden.'(=citaat)

Slide 12 - Diapositive

4. Tijd
In welke tijd speelt het verhaal zich af (bijvoorbeeld in het nu of de Tweede Wereldoorlog). Laat aan de hand van een of meerdere voorbeelden zien waar dit in het boek naar voren komt. 

Een verhaal speelt zich af op een bepaald moment in de geschiedenis: in de Tweede Wereldoorlog, in 1999, in de jaren vijftig of in 2012, bijvoorbeeld. Soms wordt er een jaartal genoemd, soms krijg je ‘hints’ (voorwerpen of uitspraken)  waardoor je weet in welke tijd het verhaal zich afspeelt.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

5. Ruimte
Waar speelt het verhaal zich af (stad, dorp, school, een bepaald land)? Laat aan de hand van een of meerdere voorbeelden zien waar dit in het boek naar voren komt. Geef de plaatsen en ruimtes weer waar het verhaal zich afspeelt en maak duidelijk of de ruimtes invloed hebben op de sfeer en de spanning.

Slide 15 - Diapositive

6. Beoordeling

Geef hier jouw mening over het boek. Denk bijvoorbeeld aan gevoelens die het boek oproept, de geloofwaardigheid, de opbouw, de stijl, formulering. Omschrijf dit zo goed mogelijk.
Geef ook aan WAAROM je dat vindt. 

Slide 16 - Diapositive

7. Motieven
Behandel hier de motieven van het boek. In deze tak maak je duidelijk welke zaken steeds terugkeren in het verhaal. Vaak zijn dit abstracte zaken. Denk bijvoorbeeld aan bepaalde tegenstellingen, uitspraken, handelingen/acties, gedachtes of ideeën (van een personage).


Slide 17 - Diapositive

8. Thema
In deze 'tak' maak je duidelijk waar het boek volgens jou écht over gaat. Wat zou er op een ‘teksttegeltje’ bij het boek kunnen? Alle andere takken moeten hier logischerwijs op aansturen.  

Veel voorkomende thema's zijn: liefde, gelijkwaardigheid, religie, gezondheid, culturen, ouderdom, kinderwens, vrouwenrechten, familiesystemen, marketing, management, klimaatproblematiek, psychologie, specifieke werkvelden, pesten, mantelzorg, financiën, oorlog

Slide 18 - Diapositive

Even checken

Slide 19 - Diapositive


Je gaat een fragment lezen uit het boek
'De martelaren van Chatila' van Kare
Bluitgen. Daarna volgen een aantal vragen m.b.t. de literaire begrippen.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Kies twee woorden uit die jij vindt passen bij het verhaal: fictie, non-fictie, realistisch, niet-realistisch/fantasie.
Leg per woord met een voorbeeld uit het verhaal uit waarom jij dat vindt.

Slide 23 - Question ouverte

Wie is de hoofdpersoon in dit verhaal?

Slide 24 - Question ouverte

Vanuit welk perspectief/ vertelstandpunt is het verhaal geschreven?
A
ik-vertelsituatie
B
hij/zij-vertelsituatie
C
alwetende verteller
D
meervoudige vertelsituatie

Slide 25 - Quiz

Van welke persoon/personen krijgen wij de gedachten en gevoelens te lezen?
A
Martin
B
Jihad
C
Preben Hvid

Slide 26 - Quiz

Geef een citaat uit de tekst waar je gedachten of gevoelens van deze persoon/personen te lezen krijgt.

Slide 27 - Question ouverte

Verloopt de tijd in dit verhaal chronologisch?
Leg uit waarom de tijd wel of niet chronologisch verloopt.

Slide 28 - Question ouverte

Wat is de vertelde tijd van het fragment?

Slide 29 - Question ouverte

Literaire mindmap
• Werk eerst een globale kladversie van je mindmap uit, voordat je aan je definitieve versie begint. Zo weet je precies hoeveel ruimte je waar nodig hebt voor je uitwerking
• Kies je uitwerking zorgvuldig en adequaat. Als je geen goede tekenaar bent, is het bijvoorbeeld beter om symbolen, foto’s of illustraties te gebruiken; als je geen goede speller bent, laat je iemand die dit wel goed kan je kladversie goed controleren op spelfouten etc.
• Kies zorgvuldig wat op je mindmap groot, klein, dik, dun etc. moet voor het beste en meest logische overzicht. De zeven hoofdtakken moeten bijvoorbeeld goed leesbaar zijn van een afstand, maar ook bepaalde namen en woorden zullen er op de een of andere manier uit moeten springen

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Spelling & verzorging
Ook al gebruik je in je mindmap weinig tekst, toch moet de spelling en interpunctie in orde zijn. Denk aan hoofdletters bij namen, de titel van je boek enz.
Je plaatst punten en komma's op de juiste plaats. Verder is de spelling van de werkwoorden en andere woorden in orde. 
Je werk ziet er netjes uit. Je hebt voor iedere tak een andere kleur gebruikt. Verder heb je ook plaatjes verwerkt in je mindmap.

Slide 32 - Diapositive

Voor de liefhebber
Bij verschillende begrippen nog wat extra uitleg zodat je tips krijgt waar je over kunt schrijven

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive