Oefentoets 2.1 Het communisme

                               
Oefentoets 2.1 EN 2.2
Weet jij genoeg?
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

                               
Oefentoets 2.1 EN 2.2
Weet jij genoeg?

Slide 1 - Diapositive

Karl Marx was een...
A
Arbeider
B
Proletariaat
C
Keizer
D
Filosoof

Slide 2 - Quiz

Wat voorspelde Karl Marx?
A
Het liberalisme zou in heel de wereld overheersen.
B
De koning zou onthoofd worden in 1918.
C
De middenstand zou in opstand komen.
D
De arme fabrieksarbeiders zouden in opstand komen.

Slide 3 - Quiz

Wat waren de ideeën van Karl Marx?
A
De staat moet ongelijkheid promoten
B
Er bestaat alleen gemeenschappelijk bezit
C
De arbeiders nemen de macht over
D
Vijf jaren plannen leiden tot een sterke economie

Slide 4 - Quiz

De geestelijkheid
De arbeiders & boeren
De tsaar & tsarina
Het leger
De adel
De rijke burgers

Slide 5 - Question de remorquage

Sleep de gebeurtenissen in de juiste volgorde:
1
2
3
4
5
6
Voedseltekorten leiden tot stakingen en demonstraties in Sint-Petersburg
Tsaar Nicolaas II treedt af.
De tsaar wil dat zijn leger tegen de demonstranten  optreedt.
Soldaten van de tsaar sluiten zich aan bij de demonstranten.
Door de Eerste Wereldoorlog gaat het steeds slechter met Rusland
Communisten onder leiding van Lenin plegen een staatsgreep

Slide 6 - Question de remorquage

Wie is deze man?
A
Tsaar Nicolaas II
B
Lenin
C
Stalin
D
Wilhelm II

Slide 7 - Quiz

Tijdens deze opstand, in 1917, werd tsaar Nicolaas II afgezet:
A
Oktoberrevolutie
B
Februarevolutie

Slide 8 - Quiz

Noem minimaal één indirecte oorzaak voor de Russische Revolutie.

Slide 9 - Question ouverte

Tsaar Nicolaas II stelde de Doema in.
Dit deed hij om de rust te laten wederkeren.

Wat is de Doema?
A
Een volksvertegenwoordiging.
B
Een geheime politie.
C
Werkkampen.
D
De nieuwe regering van Rusland, Nicolaas had geen macht meer.

Slide 10 - Quiz

Wat zijn bolsjewieken?

Slide 11 - Question ouverte

1
2
3
4
Russische tsaar
Kapitalist (fabriekseigenaar)
de Russische kerk
Lenin

Slide 12 - Question de remorquage

Welke gegevens passen bij de februarirevolutie en welke passen bij de oktoberrevolutie?
Februarirevolutie
Oktoberrevolutie
Staatsgreep door de Bolsjewieken.

Tsaar Nicolaas II afgezet.
Communisme ingevoerd.
Doema (regering) neemt macht over.
Lenin neemt macht over.
Bestuur sluit vrede met Duitsland.

Slide 13 - Question de remorquage

Wanneer is de burgeroorlog afgelopen in Rusland, en wordt Rusland de 'Sovjet-Unie'?
Noem het jaartal.

Slide 14 - Question ouverte

Klaar met de oefentoets?
1: Lees eerst zelf 2.2 De Sovjet-Unie.
2: Schrijf dan alle begrippen van 2.2 op in je schrift en leg uit wat het betekent volgens het boek. 

Slide 15 - Diapositive

2.2 De Sovjet-Unie onder Stalin



Oefentoets vertelt jou hoe je er voor staat!

Slide 16 - Diapositive

         Lesdoelen 2.2 


                                 Wat testen we nu?

1. Je kunt een beschrijving geven van de economie en samenleving in de Sovjet-Unie.

2. Je kunt uitleggen wat de Grote Terreur inhield.

Slide 17 - Diapositive

1
2
3
4
5
Tsaar Nicolaas stelt een regering in om de rust te houden in Rusland
De Bolsjewieken winnen de Burgeroorlog
De Sovjet-Unie wordt uitgeroepen
Tijdelijke regering aangesteld tijdens de Februarirevolutie
Lenin grijpt de macht

Slide 18 - Question de remorquage

Noem het begrip dat hoort bij de omschrijving:

Russische communist.

Slide 19 - Question ouverte

Noem het begrip dat hoort bij de omschrijving:

Hoogtepunt van Stalins schrikbewind.
Duurde van 1936 tot 1938.

Slide 20 - Question ouverte

Lenin breekt met de ideeën van Karl Marx.

Wat is er anders bij Lenin dan bij Marx?
A
Revolutie door de partij
B
Eigen bezit is toegestaan
C
Er zijn verkiezingen
D
Revolutie door de arbeidersklasse

Slide 21 - Quiz

Noem het begrip dat hoort bij de omschrijving:

Kamp waar gevangenen dwangarbeid moeten verrichten.

Slide 22 - Question ouverte

Hoe heetten de aanhangers van Lenin?
A
Centralen
B
Bolsjewieken
C
Geallieerden
D
Mensjewieken

Slide 23 - Quiz

Wie is de opvolger van Lenin?
A
Hitler
B
Stalin
C
Gorbatsjov
D
Nicolaas II

Slide 24 - Quiz

Wat betekent het begrip:
'Nationaliseren'

Slide 25 - Question ouverte

Sleep de zinnen naar het juiste onderdeel van de Russische revolutie.
Aan de afbeelding kun je zien om welke revolutie het gaat. 
De voorlopige regering krijgt de macht
Lenin grijpt de macht
Communisme wordt ingevoerd
Privé eigendom wordt afgenomen
Tsaar wordt afgezet
Doema had niets te zeggen

Slide 26 - Question de remorquage

Wat betekent het begrip:
'totalitaire staat'

Slide 27 - Question ouverte

Welke begrip herken je in de bron?
Dit begrip herken je in de bron.
collectivisatie
nationaliseren 
strafkampen
showprocessen
planeconomie

Slide 28 - Question de remorquage

De communistische regering van Rusland verdeelt het land onder de boeren.
In de Sovjet-Unie treedt het eerste vijfjarenplan in werking.
In Rusland grijpen de bolsjewieken de macht.
Lenin moet erkennen dat zijn economische maatregelen te ver gaan.
Stalin laat ongehoorzame boeren vermoorden of gevangenzetten.
1
2
3
4
5

Slide 29 - Question de remorquage

Collectivisering is:
A
Verzamelen van alle bruikbare grondstoffen
B
Verspreiden van het communisme over de wereld
C
Samenvoegen van boerderijen tot grotere eenheden
D
Staatsvijanden opsluiten in de Goelag

Slide 30 - Quiz

Stalin organiseerde showprocessen.

Welke reden had hij daarvoor?

A
Zo liet hij zien dat hij beter was dan zijn voorganger, die mensen zonder proces in strafkampen liet opsluiten.
B
Dankzij de showprocessen werd duidelijk dat de planeconomie goed werkte.
C
Dankzij de showprocessen leek het alsof er in de Sovjet-Unie een eerlijke rechtspraak was.
D
Door de showprocessen werd Stalin steeds populairder, ook bij zijn tegenstanders.

Slide 31 - Quiz

In een totalitaire samenleving, zoals in de Sovjet-Unie, heeft de overheid alle macht.

De overheid kan terreur dus makkelijk tegengaan.
Daarom komt er in een totalitaire samenleving vrijwel nooit terreur voor.
A
Dit is waar
B
Dit is niet waar

Slide 32 - Quiz

Rechts zie je een propaganda-afbeelding.




Wat moet dit schilderij laten zien volgens de regering van de Sovjet-Unie?

Slide 33 - Question ouverte

Noem het begrip dat hoort bij de omschrijving:

Economisch stelsel waarbij de regering bepaalt wat en
hoeveel bedrijven moeten produceren.

Slide 34 - Question ouverte

Wat bedoelen we met een 'Goelag'?
A
Dit is een ander woord voor de Grote Terreur van Stalin
B
Hiermee worden alle showprocessen samen bedoelt
C
Gecollectiviseerde boerederijen
D
Een strafkamp in Siberië waar je dwangarbeid moet verrichten.

Slide 35 - Quiz

Noem het begrip dat hoort bij de omschrijving:

Rechtszaak waarbij de rechter de verdachte zonder nader onderzoek schuldig verklaart.

Slide 36 - Question ouverte

Noem het begrip dat hoort bij de omschrijving:

Een economisch plan waarin de regering heeft vastgelegd wat en hoeveel bedrijven
de volgende vijf jaar moeten produceren.

Slide 37 - Question ouverte


Welke begrippen horen bij de bron?
A
censuur en totalitair
B
censuur en goelag
C
goelag en totalitair
D
communisme en censuur

Slide 38 - Quiz

Een uitspraak:
De Sovjet-Unie onder Stalin kende een totalitair systeem.

Welke van de volgende kenmerken (uit de bron) horen bij een totalitair systeem?

A
Uitspraken A,C,D,E,F horen bij een totalitair systeem.
B
Uitspraken A,D, F horen bij een totalitair systeem
C
Uitspraken A,C,D,F horen bij een totalitair systeem.
D
Alle uitspraken horen bij een totalitair systeem.

Slide 39 - Quiz

Welke overeenkomst is er tussen een planeconomie en een totalitaire staat?

Leg je antwoord uit.

Slide 40 - Question ouverte

Klaar?


1: Kijk de volgende filmpjes op de slides

2: Maak paragraaf 2.7 over Jozef Stalin. 



Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Vidéo

Slide 43 - Vidéo

Slide 44 - Vidéo