5.3 energie en sport

5.3 energie en sport
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

5.3 energie en sport

Slide 1 - Diapositive

planning:
Energie in sport
bron van energie
beter presteren door techniek
van energie naar vermogen
Rekenvoorbeeld

Slide 2 - Diapositive

Energie in sport

mensen verbruiken energie net als voertuigen
W=Fxs
wat waren alle symbolen?

Slide 3 - Diapositive

Energie in sport

mensen verbruiken energie net als voertuigen
W=Fxs
wat waren alle symbolen?
W=Arbeid (J) of (Nm)
F=kracht (N)
s=afstand(m)


Slide 4 - Diapositive

Bron van Energie
eten voor energie
belangrijk: koolhydraten en vetten

Vetverbranding(langzaam maar grote voorraad)
Koolhydratenverbranding(snel, max 1,5 uur)

eiwitten belangrijk voor reparatie spieren

Slide 5 - Diapositive

beter presteren door techniek
vraag:
welke houding op de fiets is efficiënter?
en waarom?

Slide 6 - Diapositive

beter presteren door techniek
W=Fxs
meer kracht nodig bij meer weerstand
=> verlagen weerstand verbetert de prestaties

Slide 7 - Diapositive

van Energie naar Vermogen
Energie moeilijk mee te rekenen/vergelijken
Vermogen is energie per seconde
P=W/t
(W)=(J/s)
Watt=Joule/seconde

Slide 8 - Diapositive

Rekenvoorbeeld
Tijdens een marathon is het geleverde vermogen van een marathonloper gelijk aan 250 Watt. De marathon wordt gelopen in 2 uur en 10 minuten.
Slechts 25% van de totale geleverde energie wordt omgezet in arbeid.
  1. Bereken het nuttige vermogen.
  2. Bereken de totale arbeid tijdens de marathon.

Slide 9 - Diapositive

1.  Bereken het nuttige vermogen
Gegevens:
                         rendement = 25%
Gevraagd:                         ?
Formule:                                                x rendement
Invullen:      
Berekenen:                                  W
Pgeleverd=250W
Pnuttig=
Pnuttig=Pgeleverd
Pnuttig=2500,25
Pnuttig=62,5

Slide 10 - Diapositive

2. Bereken de totale arbeid tijdens de marathon.
Gegevens:     t = 2 uur 10 minuten ( = 2 x 3600 + 10 x 60 )= 7800 s
                            P = 62,5 W (uit de vorige vraag)
Gevraagd:      W = ?
Formule: 
Invullen:
Berekenen:   W = 62,5 x 7800 = 487500 J
P=tW
62,5=7800W

Slide 11 - Diapositive

Deze week
- Bestudeer H5 §3 Energie en sport. Blz. 282 /m 287.   
      
- Maak de opdrachten: 46, 48, 49, 51, 54, 56 t/m 62.
- Kijk je antwoorden na.

- Lever in via It's Learning of Teams (via Class Notebook > Huiswerk)
   

Slide 12 - Diapositive