Personalpronomen

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Personalpronomen
(Persoonlijke voornaamwoorden)

Lesdoelen

• Na de les zijn jullie kunnen jullie in minimaal 3 van de 4 zinnen de juiste ''Personalpronomen'' verwerken. 

Naamvallen 

• 1e naamval = onderwerp
• Nominativ
• wie/wat + gezegde = onderwerp

Naamvallen

• 4e naamval = lijdend voorwerp 
• Akkusativ
• wie/wat + gezegde + onderwerp

Naamvallen

• 3e naamval  = meewerkend voorwerp
• Dativ
• aan/voor + wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp

Terugverwijzing

• der - woorden= er, ihm of ihn 
• die - woorden= sie, ihr of sie 
• das - woorden= es, ihm of es   
• die(mv) - woorden= sie, ihnen of sie 

Schema 

,,Ich schreibe ......(hem) einen Brief.''

wie/wat + gezegde = onderwerp

wie/wat + gezegde + onderwerp= lijdend voorwerp

aan/voor + wie/wat + gezegde + onderwerp+ lijdend voorwerp= meewerkend voorwerp 

Ich fahre gerne auf meinem Fahrrad, ....(het) ist ein blaues Fahrrad.

1. es
2. sie
3. er
4. ihm

....(hij) spielt gerne Fußball

1. Er
2. Ihm
3. Ihn
4. Sie

Sie ruft ....(hem) auf ihrem Handy an.

1. ihm
2. ihn
3. er
4. sie