Tijd en chronologie

Leg je boek, pen en papier op tafel. 
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Leg je boek, pen en papier op tafel. 

Slide 1 - Diapositive

Vandaag:

Hoofdstuk 22: tijd en chronologie
Je leert hoe een schrijver spanning creëert met het gebruik van tijd. 


Slide 2 - Diapositive

H. 22 Tijd en chronologie (blz. 90)

Je leert hoe een schrijver spanning creëert met het gebruik van tijd.

- verteltijd en vertelde tijd
- tijdsvertraging en tijdsversnelling
- flashback en flashforward

Slide 3 - Diapositive

De vertelde tijd is de tijd die in het verhaal voorbij gaat.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Bij tijdsvertraging is de verteltijd langer dan de vertelde tijd.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Eva werkte in twee jaar tijd als afwasser, serveerster en badjuf. In deze zin is er:
A
tijdsvertraging
B
tijdsversnelling

Slide 6 - Quiz

Heb ik je nooit verteld over die keer dat ik mijn been brak?
Het was drie jaar geleden. Ik loop op straat en er komt een hond op me af.
A
flashback
B
flashforward

Slide 7 - Quiz


Maak opdracht 2 en 3 (blz. 91). 
Overleg alleen fluisterend met diegene naast je. 
timer
10:00
We bespreken de antwoorden in deze les.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive


We lezen een fragment uit het verhaal Weg (blz. 92). 

Slide 10 - Diapositive


Overleg alleen fluisterend. 

Maak opdracht 5 t/m 9 (blz. 93). 

Slide 11 - Diapositive